Neerlandia. Jaargang 18
(1914)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdVan overzee.Men weet dat het ijs gebroken is. De laakbare onverschilligheid waarmede geslacht op geslacht bij ons heeft aangezien, dat in Amerika onze geestelijke belangen geheel werden verwaarloosd, heeft plaats gemaakt voor goeden wil en bedrijvigheid. Leonard Charles van Noppen is sedert een jaar lector aan de beroemde Columbia University in de City van Nieuw-York. En zijn leerstoel is geldelijk voor den tijd van tien jaar verzekerd; achttienduizend gulden is daarvoor van hier noodig geweest. Dat is heel verblijdend, omdat de eerste stap het moeilijkst is, maar dat is weinig bij wat nog te doen valt. Ontbinding van de commissie ten dezen, zou gelijk hebben kunnen staan met langzame terugzakking. En dat mag niet; wij moeten handhaven allereerst, uitbreiden dan. Daarom heeft de commissie besloten zich te bestendigen en daartoe zich te vervormen tot een zedelijk lichaam, onder den naam: Bestuur van het Koningin Wilhelmina Lectoraat. Die nieuwe stichting is klaar, op enkele vormelijkheden na. Bestuursleden zijn de heeren Prof. Dr. G. Kalff, Leiden, voorzitter; Wouter Nijhoff, Den Haag, J.W. IJzerman, Den Haag; J. Heldring, Den Haag, penningmeester en Dr. H.J. Kiewiet de Jonge, Dor drecht, secretaris. Ten einde in Amerika zelf de aandacht te vestigen op den eersten leerstoel in Nederlandsche taal, letterkunde en geschiedenis, aan een Amerikaansche Universiteit, heeft het voornoemde bestuur zich als eerste stap op zijn nieuw arbeidsveld, met een uitvoerig schrijven gewend tot ongeveer zestig Universiteiten, Colleges en wetenschappelijke instellingen in de Unie. Dat schrijven heeft het karakter van algemeene inlichting omtrent de waarde en beteekenis van Nederland voor Amerika en van een opwekking om ter voorbereiding van eigen werkzaamheid in dezen den heer Van Noppen uit te noodigen tot een of meer inleidende spreekbeurten. Onmiddellijk na het ontvangen van dien brief, hebben enkele instellingen aan het secretariaat te Dordrecht met geestdrift geantwoord. The Brooklyn Institute of Arts and Sciences betreurt dat zijn lijst van sprekers voor het komende seizoen reeds is opgemaakt, maar geeft de verzekering dat het in het vervolg zeer gaarne vaste voordrachten door Nederlandsche geleerden zal doen houden. De University of Pennsylvania te Philadelphia is bereid om op de zaak in te gaan, en vraagt nadere inlichtingen. Rutgers College New Brunswick, New Jersey, is warm voor het plan. ‘Het is u ongetwijfeld bekend, zoo schrijft het, dat Rutgers College gesticht is door Hollanders in New-York en New-Yersey. De stichtingsbrief werd verleend op 30 Nov. 1766 door George III, als antwoord op een verzoekschrift van Predikanten en Ouderlingen der Hervormde Kerk in Nederland. Het onmiskenbaar Nederlandsche stempel is altijd als een schat door het College bewaard geworden en groote belangstelling voor het moederland is altijd gehandhaafd. Daarom heeft met buitengewone ingenomenheid Uw brief weerklank gevonden bij ons en koesteren wij de hoop dat de Lector van Columbia University in persoonlijke betrekking zal komen met Rutgers College, en dat de band van deze aloude Nederlandsche instelling met het moederland zal worden versterkt en bestendigd. Terstond schrijf ik aan den heer Van Noppen.’ Yale University, New Haven Conn, antwoordt dat zijn bestuur hoopt met den heer Van Noppen omtrent een lezing tot overeenstemming te komen. Oberlin College, Oberlin, Ohio, zal in briefwisseling treden omtrent dezelfde mogelijkheid. De University of Cincinnati schrijft: ‘Wij hebben de eer U geluk te wenschen met deze schitterende onderneming en wenschen U daarbij alle mogelijke welslagen toeGa naar voetnoot*). Amerika heeft oude dure verplichtingen aan Neder- | |
[pagina 150]
| |
land en wij hebben het altijd als een ramp beschouwd dat onze verbinding met de instellingen van Uw land niet hechter is geweest. Daarom juichen wij Uwe pogingen toe om de Amerikaansche Universiteiten nader tot de Uwe te brengen en danken U hartelijk dat gij onze aandacht op deze zaak hebt gevestigd.’ Deze getuigenissen dat het deze stem tot Amerika gericht, niet is vergaan als die des roependen in de woestijn, mogen voorloopig als voldoende worden beschouwd. Nu de vraag: wat heeft Van Noppen in zijn eerste jaar van werkzaamheid bereikt? In aanmerking nemende dat hij midden in den cursur 1913-1914 zijn taak aanvaardde en dus de rooster der academische lessen, waarop hij natuurlijk niet voorkwam, reeds in werking was, mag het bestuur uit de ontvangen bewijzen gerustelijk verklaren: de uitslag heeft de verwachtingen overtroffen. Van Noppen had toch nog zes geregelde toehoorders, die nu allen Hollandsch lezen; bovendien heeft hij voor wetenschappelijke vereenigingen aan zijn Unive siteit lezingen gehouden over de bronnen van Mi ton, over Vondel ‘the Dutch Shakespeare’ en over de Hollandsche Renaissance. Het gevolg is dat zijn meesterlijke vertaling van de Lucifer geheel uitverkocht is, een goedkoopere tweede uitgaaf broodnoodig is geworden. Tot Vondel - en Van Eeden - benaalt Van Noppen zich echter niet; op zijn college behandelt hij onze geheele letterkunde, van de middeleeuwen tot nu toe, steeds in eigen vertalingen uit alle tijden, uit de laatste van Beets en diens school, Potgieter, Verwey, Kloos, Perk, Swarth, Van Deyssel enz. enz. Van Eeden's naam, algemeen bekend als die in Amerika is, werkt als een vlag. Vlaanderen wordt niet vergeten, Gezelle, Van de Woesteijne, en verder nog, op de tast, Couperus, Koster, Heyting, Boutens, Holst - voorzoover er tijd is. Maar Vondel staat voorop; die pakt en wordt bekend en uit het bekende volgt langzamerhand, eerst wellicht minder stelselmatig, het onbekende. Belangstelling wekken, laten zien wat al moois er is, dat is hoofdzaak in het begin. Ontgonnen moet worden het belangrijke voor Amerika, dat braak heeft gelegen. Niet alles komt op eens; wij moeten geduld hebben, dat is van ouds een schoone zaak. En vertrouwen, in den man die ginder hard werkt aan wat voor hem een levensdoel en roeping is geworden. Hoeveel geestdrift Van Noppen reeds heeft gewekt, blijkt uit de zich thans reeds openbarende lust om naar Holland te komen en daar in het land zelf de taal en letterkunde te bestudeeren. De namen van hen die het door Van Noppen's invloed op slag zouden willen doen, zijn aan het bestuur bekend. Enkelen zien niet tegen de kosten op; anderen worden daardoor weerhouden. Zooals Utrecht uit den vreemde theologen trekt, Amsterdam en Groningen Zuid-Afrikaners, zoo zou de roem van Leiden nog kunnen worden verhoogd door aanvankelijk een gering, allengs een grooter aantal Amerikaansche studenten. Prof. Kalff zou daar een school kunnen vormen van Amerikaansche leerlingen, bestemd om ginder aan de zeker te verwachten vraag te voldoen naar inheemsche leeraren, bekwaam om aan verspreide inrichtingen van hooger en middelbaar onderwijs, als leeraren voor Nederlandsche taal, letterkunde en geschiedenis werkzaam te zijn. Had het bestuur eenige maanden geleden de vrije beschikking gehad over eenige fondsen, dan ware ook deze pan reeds aan het glijden. Nu moest het op de aanvrage van overzee, telegrafisch seinen: ‘geen geld beschikbaar’. Een paar beurzen vanwege het A.N.V. zouden hier zooveel goed kunnen doen. Wie van onze leden, in ons land of daarbuiten, stelt het Hoofdbestuur mee in de gelegenheid voor enkele jaren de overkomst van jonge Amerikaansche geleerden naar Leiden mogelijk te maken? Het geldt een hoog belang, dat slechts van hieruit den eersten stoot behoeft, om later door onze vrienden in Amerika blijvend te worden verzorgd. |
|