hoeden zoo groot, dat zelfs die grove hoeden bij duizenden werden uitgevoerd.
Het hoedenvlechten was eene huisindustrie geworden, waarmede geheele gezinnen in hun onderhoud konden voorzien. Het kwam zelfs voor, dat men met moeite dienstboden kon krijgen, omdat ze met hoedenvlechten meer konden verdienen.
Die grove hoeden vonden hun weg niet alleen naar de landbouwende bevolking in Amerika en Europa; doch ook in de badplaatsen zag men vele dames en kinderen aan het strand wandelen, een gewonen Curaoçaohoed dragend, enkel versierd met een gekleurd lint.
De stroohoed was een modeartikel geworden. Dit was dan ook de reden, waarom velen in de toekomst weinig verwachting hadden van deze industrie
H.J. COHEN HENRIQUEZ, leider der hoedennijverheid op Curaçao.
en meenden dat deze opleving slechts tijdelijk zou zijn.
Zoodra deze gril der mode voorbij ging, zou ook de hoedenindustrie weder terugzinken tot haren vroegeren omvang.
Evenwel de feiten hebben deze kleinmoedige meening gelogenstraft. Wel moge het waar zijn, dat de grove hoeden niet meer zoo veel gedragen worden en zich door de nieuwe eischen, welke de mode stelt, niet hebben kunnen handhaven; daartegenover staat dat de fijnere hoeden nog steeds in trek zijn en altijd gewild zullen blijven.
De hoedennijverheid op Curaçao zou zich echter alleen dan kunnen staande houden op de wereldmarkt; indien men zich ook daar ging toeleggen op het vlechten van fijnere hoeden.
Evenwel alle leiding en organisatie op Curacao ontbrak. De bevolking moest niet alleen het fijnvlechten nog geleerd worden; doch zij moest er ook van overtuigd worden dat men met het vlechten van fijnere hoeden meer kan verdienen dan met het vlechten van grove hoeden. (Een grove hoed wordt in één dag gevlochten; voor een fijnen hoed zijn soms drie weken noodig.)
Dat dit doel bereikt werd en de hoedenindustrie op Curaçao thans reeds op eene hoogte staat, dat zij kan mededingen op de wereldmarkt is te danken aan den heer H.J. Cohen Henriquez, die zich, hoewel gouvernementsambtenaar zijnde, in zijn vrijen tijd geheel gegeven heeft aan de verbetering der hoedenvervaardiging.
Hij heeft van deze nijverheid eene grondige studie gemaakt in de omringende landen, waar het hoedenviechten reeds tot hooge ontwikkeling was gekomen. Hij heeft enkele fijnvlechtsters opgeleid en daarna op Curaçao en de andere eilanden van onze kolonie cursussen doen houden, waar deze fijnvlechtsters hunne kunst weder op anderen konden over brengen. Hij heeft in woord en geschrift bij de bevolking belangstelling gewekt voor deze industrie en zoo is de heer Henriquez in werkelijkheid haar leider geworden.
Welk eene hoogte het hoedenvlechten onder zijne bekwame leiding reeds vijf jaar geleden bereikt had, heeft men kunnen zien op de in 1909 te Amsterdam gehouden Middenstands-Tentoonstelling, waar een afzonderlijke afdeeling was voor de Curaçaosche vlechtkunst en waar men dagelijks drie Curaçaosche meisjes de fijnste hoeden kon zien vlechten.
De industrie verkeerde echter toen nog in hare kinderjaren. Wel werden grootere vorderingen gemaakt in het fijnvlechten en werd meer aandacht geschonken aan den vorm van den hoed; doch men was nog niet voldoende op de hoogte van de eischen, welke op de wereldmarkt gesteld werden omtrent modellen, kleur, enz.
Ook was het aantal fijnvlechtsters nog te gering om groote orders voor Europa te kunnen uitvoeren. Dat op Curaçao ook fijne hoeden gevlochten worden, welke voor die uit Peru en Eucador, waar de echte Panamahoeden vandaan komen, niet behoeven onder te doen; was in Europa nog maar weinig bekend.
Voor de verdere ontwikkeling dezer nijverheid op Curaçao was het dus noodzakelijk haar meer bekendheid te geven en betrekkingen aan te knoopen met de groothandelaren in Europa.
Hoewel reeds in deze richting gewerkt werd, zoo is het duidelijk dat eene reis naar Europa en Amerika door iemand, volkomen bekend met hetgeen Curaçao leveren kan, voor de verdere ontwikkeling der hoedenindustrie van groot nut zou kunnen zijn.
Dit werd ook ingezien door onze Regeering en het spreekt van zelf, dat zij den heer Henriquez, wiens verdienste zij reeds erkend had door zijne benoeming tot ridder in de orde van Oranje-Nassau, als den aangewezen man beschouwde om zulk eene studiereis te ondernemen.
Zoo vertrok hij den 28sten April 1913 van Curaçao met eene opdracht van den Gouverneur der kolonie, teneinde zich op de hoogte te stellen van wat de handel in Europa en Amerika voor eischen stelt ten opzichte van de hoedenindustrie; alsmede van hetgeen ter verbetering van die nijverheid in de kolonie zou kunnen worden gedaan en meerdere afzet voor de Curaçaosche hoeden te vinden.
Na eene afwezigheid van zes maanden keerde de heer Henriquez naar Curaçao terug en thans ligt het verslag van zijn reis voor ons. Wij hebben dat verslag met zeer veel belangstelling gelezen. De heer Henriquez heeft zich op loffelijke wijze van zijn taak gekweten. Hij bezocht achtereenvolgens de steden Santander, Bordeaux, Parijs, Brussel, Den Haag, Delft, Amsterdam, Keulen, Fankfurt, Berlijn, Hamburg en Nieuw-York. Overal stelde hij zich in verbinding met onze Kamers van Koophandel en met de voornaamste importeurs van stroohoeden; teneinde zich zoo volledig mogelijk op de hoogte te stellen van de eischen, welke op de markt gesteld worden. Hij had vele modellen van fijne hoeden mede gebracht en overal viel deze verzameling zeer in den smaak wat het vlechtwerk betreft.