Zuid-Afrika
Zuid-Afrikaansche Brieven.
XXI.
Pretoria, 23 April 1914.
Begrijpen en weten.
In sommige bladen in Holland is de spot gedreven met de antwoorden die door enkele kinderen bij 't lagere Taalbond-examen zijn gegeven. Zoo oppervlakkig beschouwd, waren die antwoorden ietwat bespottelijk. Maar men heeft vergeten dat verschillende kinderen van Engelsche ouders naar dit Taalbond-examen opgaan en dat men van Engelsche kinderen, op hun twaalfde jaar, wel eens vreemdsoortige antwoorden omtrent de Hollandsche taal kan verwachten. Ik erken dat die antwoorden vaak blijk gaven van slecht onderwijs in het Hollandsch, doch om de juiste beoordeeling te verkrijgen zou men moeten weten van welke dorpen en wie weet welke onmogelijke buitenplekken deze kinderen kwamen. Maar wat mij vooral opviel, is dat geen enkel blad erop heeft gewezen hoe die antwoorden toch ook vaak getuigden van helder doordenken. Spreekwoorden verklaren is een kwestie meer van weten dan van begrijpen, en wanneer een kind nimmer een spreekwoord heeft hooren uitleggen, kan men moeilijk vorderen dat het de juiste beteekenis ervan zal snappen. Ik zou wel eens willen zien welke verklaringen kinderen in Holland zouden geven van een spreekwoord dat zij nimmer hebben gehoord. Ik geloof dat zij de beantwoording bij een examen eenvoudig achterwege zouden laten. Niet aldus het Afrikaansche kind. Dit denkt er over na en geeft zijn eigen verklaring, en dan klinkt de uitleg van ‘Een bok schieten’ door ‘zich verloven’ nog niet zoo mal. Het kind heeft daarbij gedacht hoe een jongen bij de verloving het meisje vangt of omgekeerd, waarbij niet moet worden vergeten dat men hier het woord bok zoowel voor de mannelijke als de vrouwelijke dieren gebruikt en dat men in Zuid-Afrika spreekt van melkbokken.
‘De hond in den pot vinden’ te verklaren door ‘een dief op zijn steelplek vatten’ is evenmin zoo dwaas als het oppervlakkig lijkt. Het kind heeft zich den hond gedacht, die in den pot aan het snoepen was en er niet zoo gauw uit kon, toen hij op heeter daad werd betrapt.
Een eigenaardige, doch volstrekt niet onlogische gedachtengang spreekt uit de omschrijving van ‘op zijn elf en dertigst’ door ‘iemand 'n flink pak slaag geven’. Het kind vond het woord elf en dertigst een toepasselijken naam voor een zeker lichaamsdeel dat ik niet mag noemen en waarop het kind wel eens de slagen had voelen aankomen.
Bij ‘door de vingers zien’ en ‘iemand afloeren’ zal ieder gemakkelijk het verband begrijpen en men zal dan moeten toegeven dat die verklaring van niet weten blijk geeft, doch niet van niet begrijpen.
Maar genoeg van deze kwestie. Ik zou gemakkelijk mijn heelen brief kunnen vullen met aanhalingen en verklaringen. Ieder opvoedkundige zal thans wel toegeven dat het verkeerd was van sommige krantenschrijvers om alleen het komieke in deze antwoorden te zien, doch niet het gezond verstand en het doordenken van het Afrikaansche kind te huldigen.