Van een, die bij de onthulling was.
Uit een brief:
Ik ben in Bloemfontein geweest met de onthulling van het Nationale Vrouwenmonument. Dat was een ontzettend indrukwekkende en tevens hartbrekende plechtigheid, maar die bewezen heeft, dat de Afrikanergeest nog leeft. Wat vooral opmerkelijk was, voor menschen van Europeesche afkomst zooals ik en andere Hollanders te Bloemfontein, was het hoog beschaafde, ernstige en van zelfrespect getuigende gedrag van het publiek, dat uit de gansche Unie tegenwoordig was. Zoo iets wat men bij ons noemt ‘het handhaven van de orde’, was hier totaal overbodig, het gedrag van elkeen was voorbeeldig; hierin is de Afrikaner beslist de meerdere van den Europeaan. Ik was onder de menigte van Maandagmorgen 5 uur in een extra-trein, den geheelen Dinsdag van 6 uur tot 5 uur in den avond en Dinsdagnacht in een overvollen trein van 11 uur in den avond tot 5 uur in den morgen, en niet alleen dat er geen enkel ongeluk gebeurd is, maar ik heb geen enkel ruw woord, geen enkele ongepaste uitdrukking gehoord, geen enkele daad van onbeschoftheid gezien, zooals wij dat van ons beschaafd publiek gewoon zijn, dat zegt nog al iets niet waar?
Ik heb 2000 man gewapende burgertroepen gezien te paard, vrijwillig opgekomen om het eeresaluut en het defilé mede te maken, z.g. ongediciplineerde troepen, waar de Engelschen zoo gaarne mee spotten. Welnu geen enkele gedrilde man zal het hen verbeteren, dat zeg ik. Het grootste deel van die mannen hebben gestreden voor hun vrijheid tot het bittere einde; voor zeer velen spreekt die doode steen van een onbeschrijfelijk lijden. Geheele kommando's hadden nog het oude republikeinsche onderscheidingsteeken op den mouw, de oude Vrijstaatsche en Transvaalsche vlag gekruist op een breed oranjelint. De Bethlehemmers en de Heilbronners, die ook het dapperst gevochten hebben, hadden allen breede oranjelinten om de hoeden. Als je dan denkt aan alles wat gebeurd is; de ware gebeurtenissen en de ware geschiedenis wordt nu eerst gepubliceerd. De tranen liepen mij over de wangen en waar is wat Reitz in zijn lied zegt: ‘Gelukkiger zijn zij die vielen toen nog die vlag werd opgebeurd, toen de overwinning zeker scheen, toen het Perfide Albion nederlaag op nederlaag moest boeken; zij die strijdend voor vrijheid en recht den dood zijn ingegaan, met het visioen van een vereenigd