Neerlandia. Jaargang 18
(1914)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOost-IndiëNogmaals: de buitenlanders.De voorzitter ontving uit Indië, ditmaal een persoonlijk schrijven van den belangstellende, van wien vroeger reeds mededeelingen en klachten, verkort in het Juni-Neerl.-nr. (1913) werden opgenomen, terwijl aan een later schrijven van zijne hand, in z'n geheel geplaatst in het jongste Dec.-nr., eenige beschouwingen vanwege de redactie werden toegevoegd. De schrijver ontveinst zich zijne ontevredenheid niet over de wijze, waarop zijn eerste stuk in Neerlandia is behandeld en onderstelt bij de afgevaardigden voor Indië gebrek aan inzicht in de huidige toestanden aldaar. Vóór dat hij het Dec.-nr. evenbedoeld kon ontvangen hebben, schreef hij den hooger bedoelden brief, waaruit de sterkste klachten hier worden overgenomen:
‘Het is al zóóver gekomen dat aan het groote Militaire Hospitaal te Soerabaja voor ongeveer 1½ maand behalve de chef nog slechts één Hollandsche officier van gezondheid was verbonden. Alle andere waren buitenlanders. Eén van mijn patiënten die er was verpleegd zeide spottend: “met Hollandsch kom je er niet meer terecht”. En waar dit evenzoo gaat met ingenieurs, houtvesters, mil. apothekers enz. moet men wel ziende blind zijn om het gevaar van den toestand niet te zien. Met het gezegde der Redaktie dat het wel zoo erg niet zal zijn, dat de buitenlanders vlug Hollandsch leeren enz. komt men niet uit. Dat was vroeger zoo, toen ik in 1909 in dienst kwam. De pl. m. 12 aanwezige Denen spraken allen Hollandsch en voegden zich naar ons. Maar de in 1911 en 1912 aangenomen Oostenrijkers (Polen) en Duitschers voegen zich niet naar ons. Ze vinden dat wij maar Duitsch moeten spreken. Ze weigeren positief onze taal te leeren, wetend dat onze Regeering ze toch niet ontslaat. En de invloed op de onderhebbenden moet U niet onderschatten. Ik weet dat in Tjimahi examens voor gediplomeerd soldaat-ziekenverpleger (in 't leger) in het Duitsch zijn afgenomen. Verschillende officieren van gezondheid kenden geen Hollandsch. Zoo gaat het met andere dienstvakken ook. En waar de meeste landgenooten erg weinig hart voor taal en land hebben, moet het toch al erg zijn als men apart uit Indië een ingenieur naar Holland zendt om namens de Indische ingenieurs te protesteeren tegen de vele buitenlanders in Staatsdienst. Wij officieren van gezondheid mogen ons niet uitspreken, dat kàn niet in 't leger. Maar er is minstens even groote verontwaardiging. En dat er tevens over de geldelijke positie wordt gesproken ligt voor de hand. Onwil is er niet om naar O.-I. te gaan, maar in Staatsdienst armoede lijden, dat gaat niet. Ten bewijze zend ik U nog bijgaand uitknipselGa naar voetnoot*)). Begrijpt de Redaktie nu nog niet, indien een kosteloos opgeleid Inl. arts met f 400.- begint in 3-jarig verband, men geen officieren van gezondheid krijgt op f 275.- (+ f 50.- toelage) en 8-jarig verband, met dezelfde verhooging pas na 4 jaar? Indië heeft meer dan ooit goede bekwame Hollanders noodig; op deze wijze weert de Regeering ze. En als het A.N.V. ook in dergelijke dingen niet optreedt, en het niet op gepaste wijze voor de Nederlandsche belangen opkomt, desnoods tegen de Regeering, dan verliest het geheel het vertrouwen.’
De door den briefschrijver hier beschreven toestanden, het gebrek aan Nederlandsche officieren van gezondheid in het hospitaal te Soerabaja, het in het Duitsch afnemen van examens voor soldaat-ziekenverpleger te Tjimahi, zijn werkelijk sterk sprekend. Het ligt echter op den weg van den militair-geneeskundigen dienst, meer dan op dien van het A.N.V. op die misstanden bij de bevoegde machthebbenden te wijzen. Wij bepalen er ons dan ook toe, de feiten, zooals die worden medegedeeld, te vermelden en overigens te verwijzen, inzonderheid naar de vier laatste alinea's (blz. 303) van ons naschrift op schrijvers brief, opgenomen in het jongste Dec.- Neerl.-nr.; de Regeering schijnt de nadeelen van het onbeperkt aannemen van buitenlanders-officieren van gezondheid te hebben erkend en heeft maatregelen genomen om in het tekort aan Nederlandsche te voorzien. De uitslag daarvan zal nu moeten worden afgewacht. Wat verder aangaat de door den schrijver vermelde vraag naar een Inlandsch arts, zij geantwoord dat de redactie begrijpt, dat aan een tijdelijk geneeskundige meer bezoldiging geboden moet worden, dan aan geneeskundigen, die in Staatsdienst overgaan voor langen tijd, met de voordeelen van pensioen en latere verhoogingen. Op de ingenieurs-kwestie gaan wij thans niet verder in; deze wordt voldoende in ingenieurskringen, op vergaderingen, door de belanghebbenden zelve besproken; het A.N.V. behoeft daarin waarlijk niet op te treden. |
|