Aan de zelfkant der Afrikaner beweging.
Het nuttige boekje van wijlen Prof. C.B. Spruyt, ‘Afrikaners en Nederlanders’, is in één opzicht verouderd; ik herinner me daarin de opmerking gelezen te hebben, dat een bezoeker van Pietermaritzburg ruim dertig jaren geleden aldaar overal op straat Hollands hoorde spreken. Toen ik, nu voor ongeveer zes jaar, er aankwam om de hoofdredaktie van het enige Hollandse blad in Natal op mij te nemen, vond ik de herinnering aan onze taal zo goed als verdwenen en het enige Hollandse in de stad was mogelik haar naam. En gelijk de hoofdstad was de gehele kolonie Natal: van de kust tot de Berg bezaaid met Hollandse plaatsnamen, als o.a. Winkelspruit, Elandslaagte, Spionkop, Rietfontein (drie roemvolle namen!) Helpmakaarsdrift, zelfs het min poëtiese Onderbroekspruit, maar dat was dan ook al wat herinnerde aan de Voortrekkers, die na 1837 dachten hier een rustoord van vreemde overheersing te vinden. Hoe zij noordwaarts gedreven zijn, behoeft hier niet herinnerd te worden. De geschiedenis van de trouwbreuk der vestiging van het Britse gezag te beschrijven behoort gelukkig binnen de grenzen van dit artikel niet tot mijn taak. Mijn werkkring ligt hier binnen de laatste zes jaren en gelukkig heb ik het begin van groei van het lang onder onkruid verstikte zand waargenomen. Nergens scheen het proces van verengelsing van Zuid-Afrika zo goed geslaagd te zijn als in de kolonie, die zo gaarne als ‘de tuin van Zuid-Afrika’ omschreven wordt. Van de Indiese Oceaan tot de Drakensbergen was alles Engels wat men hoorde... op school, in de rechtzaal, in de regeringskantoren, ja overal, helaas ook in de huisgezinnen. Weinig in getal waren de plaatsen, waar in die lange periode van onderdrukking de boer nog een Hollandse onderwijzer aanstelde om aan de kinders de oude moedertaal te leren, en het slag van boere-schoolmeester was er niet naar berekend om een grondige kennis van of liefde voor de moedertaal van Zuid-Afrika in
te prenten. Het enige goede, dat zij uitrichtten, was nog, dat ze ten minste Hollands leerden en niet het zogenaamde ‘Afrikaans’, waarvan de voorstanders maar niet willen inzien, dat ze hier in Natal de heerschappij van het Engels in de hand werken. Men moest dan zoeken boven de Bloed Rivier in de onmiddelike nabijheid van de gewezen republieken. Het is waar, in het hartje van Natal was er nog een sterke kern van een Afrikaner bevolking bewaard gebleven, in het dorpje Greytown en in het omliggende distrikt Umvoti, doch leven ging er van hen niet uit. Ik herinner mij, dat ik in 1907 Greytown bezocht voor een politieke vergadering. Op straat zag ik een paar mij uit Pietermaritzburg bekende Afrikaners, tot wie ik mij wendde om een inlichting te verkrijgen. Ik hoorde hen Hollands spreken, sprak hen in onze eigen taal aan... en kreeg antwoord in het Engels. En op de vergadering zelf! Hier stonden twee Afrikaner leden op het podium, beide droegen de naam Nel, hun voornaamste aanvaller heette Van Rooyen, de zaal was vol Afrikaners... maar alle toespraken waren in het Engels, zonder een woord van de moedertaal ertussen. Ik weet, dat Dr. Kiewiet de Jonge, de geachte voorzitter van ons Verbond, een beter indruk van Greytown meenam, welke ik helaas niet kan bevestigen en ben door oprechte Afrikaners, van hier en van buiten, steeds in mijn ongunstige indruk van Greytown bevestigd, hoewel er natuurlik uitzonderingen waren en er nu ook tekenen van beterschap zijn.
Greytown was in mijn oog de stad der papbroeken. Waar de Hollandse taal en de Hollandse gedachte nog voortleefde was op de buitenplaatsen, in Umvoti, maar vooral rondom Ladysmith en Newcastle, waar het vooral aan de predikanten te danken was, dat altans in de kerk de moedertaal gehandhaafd werd. Zo bood Natal het gunstigste veld voor de verwezeliking van Milners ideaal, zoals hij het een paar dagen voor de uitbreek des oorlogs uitdrukte aan de tegenwoordige Voorzitter van de Unie Volksraad: ‘My intention is to crush Afrikanderdom.’ Maar hoe hebben ook in de hand van deze man zijn eigen berekeningen en wapenen zich tegen hem gekeerd. Toen na de oorlog een politiek van verzoening de enige was, die Zuid-Afrika van de ondergang kon redden, wilde hij het werk van verdrukking voortzetten, waardoor natuurlik de Afrikaners alleen nauwer tot elkander gehecht werden. Gelukkig heeft hij, toen hij Zuid-Afrika als het graf ook van zijn reputatie verliet, het opgaan van de Afrikaner zon gezien. Juist in Natal hebben wij aan