elke standaard boven de vierde standaard van een openbare school en beide talen zullen aan iedere leerling van zulk een school geleerd worden, tenzij de ouder van zulk een leerling anders verkiest.
10. De inspektie van openbare scholen en de regulaties betrekking hebbende op school-eksamens zullen in overeenstemming zijn met de voorzieningen van deze Ordonantie en zullen zodanig zijn dat ze een gelijke standaard van kennis in beide talen waarborgen.
De inhoud komt hierop neer:
't Medium van onderwijs is de huistaal van de leerling. Ouders kunnen kiezen: òf hun huistaal als enig medium van onderwijs, òf hun huistaal als eerste en de andere taal als de tweede medium.
Op alle scholen wordt de tweede onderwezen. Van het leren der tweede taal kan een kind op verzoek van de ouders worden vrijgesteld.
Bij inspekties en alle school-eksamens worden beide talen op gelijke voet behandeld.
Artt 13 handelt breed over de taalbevoegdheden van de onderwijzers, ook op 't beginsel van absolute gelijkstelling; terwijl art. 14 de in dienst zijnde onderwijzers beschermt door te zeggen:
i. Geen engelssprekende onderwijzer zal benadeeld worden wegens gemis aan kennis van Hollands en geen hollandssprekende onderwijzer zal benadeeld worden wegens gemis aan kennis van Engels, mits hij op bevredigende wijze het werk, waarvoor hij benoemd werd, volbrengt.
ii. De gelegenheid om zich in beide talen te bekwamen zal aan ééntalige onderwijzers verschaft worden.
Waarom in deze wet het woord moedertaal heeft moeten plaats maken voor huistaal, is me niet duidelik. In de praktijk maakt het echter hoegenaamd geen verschil, daar als regel de huistaal, ook bij gemengde huweliken, de taal van de moeder is.
Tot zo ver de geschiedenis eindigend bij gelijke rechten, waarvoor we hebben gewerkt en gestreden.
Dat de ouders tot op zekere hoogte 't medium mogen kiezen, lijkt prachtig; en die bepaling is misschien verstandig met 't oog op onze eigenaardige toestanden; voor mij is het een zwak punt in de wet. De ouders zijn de van God aangewezen natuurlike opvoeders van het kind. Maar hen te laten kiezen, in hoever de tweede taal medium van onderwijs zal moeten zijn, dit is een gevaar voor het kind, omdat ⅞ deel van de ouders de zaak absoluut niet begrijpt.
Ik voor mij ben overtuigd en de ervaring sterkt mij dageliks in die overtuiging, dat die scholen, waar de huistaal medium van onderwijs is, van 't begin tot het eind de beste resultaten leveren. In de dubbelmedium school geloof ik net zo min, als in een tweetalig mens.
Er zijn mensen met buitengewone begaafdheden voor talen. Zij leren gemakkelik vreemde talen goed gebruiken. Maar ook voor hen is er toch ten slotte slechts één taal, die de ziel beheerst, hun eigen, hun moedertaal.
En de leerling met gewone aanleg, de doorsnee mens, kan en moet in ons land een tweede taal leren, en hij blijft een eentalig mens; hij heeft één ziel en in die ziel leeft één taal.
En velen, die zich tegenwoordig aandienen als tweetalig, zijn, 'k had bijna gezegd ontalig, d.w.z.: brekebenen in twee talen.
Op schoolgebied hebben we nu gelijke rechten - op het papier.
En in de praktijk? We komen langzaam maar zeker, waar we volgens wet en recht wezen moeten, mits we zelf willen en werken.
Langzaam moet het gaan. 't Onderwijs gaat nooit met sprongen. En dat de onderwijsmachine, gemaakt oorspronkelik met het doel alleen Engels te malen, nu bij 't malen van Engels-Hollands weleens knarst en kraakt, en af en toe een schok krijgt, doordat niet al de delen en onderdelen evengoed geolied zijn, wel dit is een gevolg van de omstandigheden.
En elke dag wordt dit gebrek minder.
Ons departement tracht onder de leiding van de heer Adamson langs brede lijnen recht te doen aan allen.
Er is een ernstig streven bij de Engelse onderwijzer zich in 't Hollands te bekwamen.
't Getal Engelssprekende leerlingen, dat geen Hollands leert, is tot een minimum van geen betekenis herleid.
En de eenvoudige boer van het land heeft zijn taal, de taal van zijn vaders en van zijn bijbel lief, al wordt honderdmaal het tegendeel beweerd en al is hij, prakties mens, er sterk voor, dat zijn kind degelik Engels leert.
't Is niet de eerlike Engelsman, die 't Hollands tegenwerkt, niet de oprechte Boer of Hollander; maar de halfslachtige, de middenman, die vandaag Engels, morgen Afrikaans is, en overmorgen pro-Chinees zal zijn, al naar gelang z'n beursbelang dit meebrengt, of naar gelang de politieke wind waait.
Weg met hem, vlees noch vis, past hij nergens, allerminst hier.
Gelukkig gaat zijn rijk voorbij en is er een tijd aan 't komen, waarin 't Hollands- en 't Engelssprekend element elkaar leren verstaan en waarderen. Krachtige samenwerking zal daarvan 't gevolg zijn tot heil en voorspoed van Transvaal, ja van heel Zuid-Afrika.
Pretoria, 11 Oktober 1912.
W. KLOOSTER.