Iedere candidaat moet ten minste één der volgende vakken nemen: Wiskunde, Grieksch, Logica en Psychologie, of Ethiek en Politiek.
Groep D (3 vakken): Drie uit de volgende negen vakken, onder voorwaarde dat b niet zonder a kan worden genomen: a. Wiskunde, b. Toegepaste Wiskunde, c. Natuurkunde, d. Scheikunde, e. Geologie, f. Plantkunde, g. Dierkunde, h. Anatomie, i. Physiologie.
De twee laatste vakken kunnen niet als examenvakken worden genomen tenzij aan zekere eischen in Natuurkunde, Scheikunde en Dierkunde wordt voldaan.
Bij verschillende van bovenstaande vakken, die zich hiertoe leenen, hebben de candidaten behalve het theoretisch examen, dat alleen schriftelijk is, ook een practisch examen van een of meer dagen door te maken.
Het is duidelijk uit deze groepeeringen van examen-vakken, dat men heeft een letterkundig B.A. (letterkundige vakken plus philosophie, groep A), een wis- en natuurkundig B.A. (groep D) en een gemengd B.A. (groep B en C). Het gemengd B.A. werd eenige jaren geleden ingesteld, vooral ten gerieve van onderwijzers, die van enkele vakken wat meer wenschen te weten, doch om de eene of andere reden zich niet kunnen of willen onderwerpen aan het zuiver letterkundig of wis- en natuurkundig B.A. Dit gemengde B.A. opent ook de deur voor hen, die het voor tijdverkwisting houden Grieksch te leeren. Er zijn reeds pogingen gedaan om op het onzinnige van dezen gemengden B.A.-graad te wijzen en den Universiteitsraad te bewegen hem weer af te schaffen; hij heeft echter nog te kort bestaan, men wil hem nog ‘een kans geven’.
Behalve voor het ‘Pass B.A.’ kan men zich ook aanmelden voor ‘Honneurs’ (the B.A. Honours Degree, te vergelijken met ‘cum laude’ in Nederland). Honneurs kan men verkrijgen in:
1. Classieke talen, 2. Moderne talen, 3. Philosophische vakken (Mental and Moral Science), 4. Geschiedenis en 5 in ieder der wis- en natuurkundige vakken. Dit ‘honneurs’ beteekent een verzwaard ‘pass B.A.’ in de groep, waarin men deze onderscheiding zoekt te verkrijgen; voorwaarde is, dat men moet slagen in de geheele ‘pass B. A.’-groep, die men kiest. Daar het honneurs-examen natuurlijk vrij wat moeilijker is dan het ‘pass’, zal binnenkort de cursus daarvoor met een jaar verlengd worden; men doet dan 3 jaar na het matriculatie het gewone ‘Pass B.A.’, en heeft dus een vol jaar om zich uitsluitend aan de honneurs-vakken te wijden.
Daar eene opsomming van wat gevorderd wordt voor het ‘Pass’ of het ‘Honours B.A.’ te veel plaats zou innemen, beperk ik mij tot de eischen voor het Nederlandsch. Voor het Pass B.A. zijn deze als volgt:
1. | Schets van de geschiedenis der taal; |
2. | Een tijdvak der letterkunde, van jaar tot jaar te worden voorgeschreven; |
3. | Een gedeelte van de werken van een of meer schrijvers, bij voorkeur uit de classieke periode, litterarisch te behandelen; |
4. | Naar aanleiding van voorgeschreven werken worden vragen gesteld over de taal, den inhoud en de geschiedenis dier werken en over het leven der schrijvers. |
Voor 1913 zijn voorgeschreven: Afd. 2, letterkunde: de 17de eeuw; Afd. 3, Vondel: Maria Stuart, De Leeuwendalers, Palamedes; Afd. 4, Langendijk: Het wederzijdsch Huwelijksbedrog, de Wiskunstenaars, Spiegel der vaderlandsche kooplieden; Frederik van Eeden, de kleine Johannes deel I, met eene oppervlakkige kennis van deel II en III.
Voor het honneurs-examen komt hier nog bij als voorgeschreven werk: 1. Nederlandsche en Vlaamsche Letterkunde na 1880, voornamelijk Perk, Kloos, v. Deyssel, v. Eeden, Guido Gezelle, Stijn Streuvels; 2. Da Costa, Slag bij Nieuwpoort; 3. Eenige Middel-Nederlandsche lyrische gedichten.
Eindelijk wordt aan de Colleges nog de voorbereiding gegeven voor het examen voor den graad van M.A. (Master of Arts). Voor dit examen bestaan er 6 groepen van vakken. Het eerste gedeelte van het M.A. staat gelijk met het Honneurs B.A. Voor het tweede gedeelte, dat niet binnen een jaar na het eerste kan worden gedaan, komen er dan, wat het Nederlandsch betreft, bij: Gothisch of Angelsaksisch, Oud- en Middel-Nederlandsch, Phonetiek, Vergelijkende Taalkunde (Germaansch) en een grooter tijdvak van de Nederlandsche Letterkunde.
Het bestek van dit opstel laat niet toe de verdere examens en graden te bespreken in mijnbouw, landbouw, landmeetkunde, godgeleerdheid en rechtsgeleerdheid. Liever besluit ik met een paar opmerkingen die betrekking hebben op het bovenstaande.
Wanneer men de eischen nagaat voor de verschillende examens der Kaapsche Universiteit, zooals deze van jaar tot jaar worden openbaar gemaakt, dan wordt het spoedig duidelijk, dat er vooruitgang is te bespeuren, doch dat we nog lang niet zijn, waar we wezen moeten. Op papier lijken de eischen mooi en voldoende, doch men kan slagen met een belachelijk minimum van punten. In het Matriculatie b.v. moet in ieder vak afzonderlijk een minimum van 30% van het te behalen aantal punten verkregen worden, terwijl uit een totaal-maximum van 2250 punten het minimum, waarbij men nog slaagt, 860 is (ruim 38%).
Enkele jaren geleden was dit minimum nog belangrijk lager; verleden jaar nog was het: 25% in ieder vak afzonderlijk en 33⅓% van het totaal-maximum. Er is dus ook hier verbetering waar te nemen, doch hoewel Zuid-Afrika een land van verrassingen is, 't gaat moeilijk den Universiteitsraad te bewegen flinke, doortastende maatregelen te nemen.
Slagen in een examen beteekent nog volstrekt niet, dat men in zeker vak eene behoorlijke hoeveelheid bruikbare kennis heeft vergaderd. Hoeveel candidaten b.v. voor het Matriculatie-examen, waarbij dan Nederlandsch een examenvak is, verkrijgen elk jaar het diploma, zonder in staat te zijn een gesprek te voeren of een brief te schrijven in eenvoudig Hollandsch. Toch gaat elk jaar een groot gedeelte van deze geslaagde Matriculanten onderwijs geven in de lagere school. Daar de examens alleen schrifterijk zijn, weet de examinator hoegenaamd niets van de uitspraak der candidaten; dit is m.i. eene ernstige fout in ons stelsel.
En wat nu het B.A. (pass) betreft, dit wordt een Akademische graad genoemd; hoe gering echter is ook hier vaak de bruikbare kennis. Het zou niet moeilijk zijn hiervan treffende voorbeelden aan te halen.
Eene andere fout in ons examenstelsel is het gebrek aan stabiliteit; elk jaar wordt er gepeuterd (een beter woord weet ik niet) aan de examens; al heel gauw wordt eene verandering te ingrijpend genoemd, en zoo komt men nooit waar men al lang had behoorde te zijn.
Er zijn wel meer fouten, zelfs ernstige aan te wijzen; ik beloofde echter eene schets te geven van - niet eene kritiek op het Hooger Onderwijs in Zuid-Afrika. Alleen wil ik nog wijzen op de ongelijkheid in ons stelsel van H.O. tusschen de twee landstalen. Artikel 137 kent aan beide dezelfde rechten toe; men zou dus verwachten, dat voor alle examens de candidaten vrij zijn in de keuze van medium. Boven het matriculatie echter wordt in geen enkel vak het Hollandsch gebruikt bij het examen, dus ook niet bij het onderwijs. Het is niet noodig op de gevolgen hiervan te wijzen.
Al zie ik als oud-Nederlander natuurlijk gaarne, dat het getal Afrikaners, dat in Nederland studeert, elk volgend jaar grooter is dan het voorgaande, toch hoop ik als Afrikaner, dat ons onderwijs-stelsel spoe-