Zuid-Afrikaansche studenten in Holland.
Aan een brief van ds. H. van Broekhuizen, aan zijn gemeente te Pretoria, ontleent De Zuid-Afrikaan onder meer:
‘Met ons gaat het hier alles goed. We zijn nu druk aan de studie! Hier in Amsterdam zijn er een stuk of 60 Afrikaners, dames en heren, uit alle delen van Z.-A. Uit Transvaal, Vrijstaat en Kaapkolonie. Van harte kan ik zeggen, dat allen flink studeren, hard werken. Er is een band tussen ons die elkeen kan verstaan, die voelt voor zijn taal, zijn volk. Hoe zoet dit is, zaam Afrikaans te gezelsen. kan een mens niet verstaan tenzij men lang rondgezworven heeft in de vreemde. Dit is een genot om zo eenmaal in de week bij elkaar te komen, over Z.-A. en de belangen van ons land en volk te bespreken. Hier zijn er die voor dokter, voor de theologie, opvoedkunde, rechten enz., studeren, de meesten echter in de medicijnen. Dan zijn er nog een paar theologen te Utrecht en ook een paar tandartsen, en een stuk of zeven in Groningen.
Zo ziet u dat wij nog al een groot getal zijn. Mijn opinie in deze zaak is zo: als onze jonge men sen in het buitenland moeten studeren, dan is Nederland wel de aangewezen plaats. Er mag en zal natuurlik verschil van opinie wezen in deze zaak, maar het Vasteland is m.i. veel beter dan Engeland of Schotland.
Het eerste en voornaamste, de wetenschap, staat hier ontegenzeggelik hoog. En het is toch om de wetenschap te doen dat men hierheen komt. Wat de theologie betreft, zou ik elke jonge theoloog die zijn studiën in Z.-Afrika voltooid heeft, sterk aanraden een jaar of twee hierheen te komen. De Afrikaner wordt hier vriendelik en gastvrij ontvangen, de huizen van de gegoeden staan overal voor hen open, en men heeft maar één klacht, dat de Afrik. studenten te weinig komen.
Velen, zeer velen, krijgen hier geldelike steun en bijna nooit wordt een aanzoek om een beurs afgeslagen als men hulp vraagt. Voor de wetenschap, voor het nationaal gevoel, voor de taal, voor kennis der geschiedenis, zal, ik blijf het volhouden, Nederland voor onze studerende jonge Afrikaners de voorkeur moeten hebben boven elk ander land.’