Het Koloniaal Instituut te Amsterdam.
Deze Vereeniging, waarvan de oprichting in den loop van 1910 werd voorbereid en die in den aanvang van 1911 tot stand kwam, deed in April 1912 haar eerste jaarverslag het licht zien.
Hoewel door tal van berichten in de nieuwsbladen, tijdens de voorbereiding van de oprichting van het Koloniaal Instituut, en door het melding maken in de meeste bladen van den inhoud van dat jaarverslag, het bestaan en het doel dier Vereeniging voldoende bekend mag worden ondersteld, mag ons maandblad nog wel met een enkel woord op deze jonge, maar groot opgezette stichting wijzen.
Nieuw is vooral het Instituut voor tropische en scheeps-hygiëne, dat tevens in zich zal opnemen het Amsterdamsche gemeentelijke hygiënische laboratorium; de studie der gezondheidsleer, meer in het bijzonder voor de heete luchtstreek is op zich zelve wel niet nieuw, - die voor de schepen vond nog weinig opzettelijke beoefening -, maar in de toekomst zal een ieder die een meer bijzondere studie dier leer wil maken in het K.I. voorlichting kunnen vinden en bovenal zal door proeven in het laboratorium door daartoe uitverkorenen, de stand dier wetenschap op de hoogte van den tijd, ja, wellicht vooruitgebracht kunnen worden. Een boekerij zal natuurlijk aan deze afdeeling verbonden worden.
Van het Handels Museum, waarvan het tegenwoordige Koloniaal Museum te Haarlem de kern, althans de grondslag zal uitmaken, is te verwachten dat het te eeniger tijd een volledig overzicht zal geven van alle koloniale producten, van hun bewerking en bereiding; van de cultuur, waaruit zij ontstaan; te allen tijde zullen stellig monsters van die producten ten toon gesteld zijn; terwijl tijdschriften, statistische gegevens, graphische voorstellingen waarin het beloop van den handel in geschriften en in cijfers geteekend wordt, niet zullen ontbreken.
Het is te voorzien, dat het Ethnographische Museum, waarin de bestaande Ethnographische verzameling van Artis zal worden opgenomen, een duidelijk beeld zal geven van den bestaanden huishoudelijken en maatschappelijken toestand van elk der groote volksstammen in Oost- en West-Indië. Al moet ook toegegeven worden dat zoo'n instelling niet nieuw voor Nederland is, en het Leidsche Museum bezwaarlijk in rijkdom van inhoud zal zijn te evenaren, veel minder te overtreffen, zoo is te verwachten dat hier in dit op te richten museum, de voorwerpen doelmatig en daardoor leerzaam zullen zijn ten toon gesteld. Daarvoor is in de eerste plaats noodig ruimte, goed licht, en - mogen wij zeggen - artistieke opstelling. De vakkennis voor opstelling mag van zelf verwacht worden en de waarschijnlijk voldoende aanwezige fondsen, zullen bevorderlijk kunnen zijn aan het voldoen aan de zoo even genoemde practische eischen; terwijl de voorbeelden in dergelijke musea in het buitenland tot leidraad kunnen strekken.
Wat echter vooral het Koloniaal Instituut tot een levende, op de hoogte van haar tijd zijnde, nuttige, ook practische instelling zal kunnen maken, is de omstandigheid, dat in zijne zalen gelegenheid zal zijn, de koloniale wetenschap, de ethnologie, de inlandsche talen, den handel en het leven in de tropen te bestudeeren door het volgen van te houden voordrachten op elk koloniaal gebied, die ook door fotographische en cinematographische opnamen in Nederlandsch-Indië gedaan, verduidelijkt zullen worden. Een uitgebreide boekerij zal natuurlijk te eeniger tijd aan de instelling verbonden worden.
Niet te verwonderen is het, dat Amsterdam zich de eer van de oprichting van dit Koloniaal Instituut heeft voorbehouden.
Amsterdam dat van oudsher, maar in de latere jaren in toenemende mate, in den handel met Oosten West-Indië krachtig heeft deel genomen, dat voor sommige koloniale producten de wereldmarkt is, dat ook veel geld in dien handel verdiend, hoewel ook gewaagd, heeft, was de aangewezen plaats voor deze stichting, welke, naar vertrouwd mag worden, - dank zij de offervaardigheid van vele Amsterdammers vooral - een grootsche instelling kan worden, en die, naar gehoopt wordt, ook in een schoon en waardig gebouw huisvesting zal vinden.
Regeering en gemeentebestuur zullen de, uit particuliere beurzen, ruim bijeengebrachte fondsen, door jaarlijksche toelagen schragen, terwijl de gemeente bovendien een van de mooiste plekjes van Amsterdam, dat zich bijzonder eigende, volgens velen, voor een stadspark, de voormalige Oosterbegraafplaats. heeft aangewezen tot de plaats van vestiging van het Instituut.
leder lid brenge ten minste twee nieuwe leden per jaar aan!