dat het niet voor het genoegen en de eer van de Nederlandsche universiteiten is, dat de Afrikaander jongelui hier komen studeeren, maar dat, hoe welkom zij hier ook zijn, die studie is in hun eigen belang en in het belang van de Afrikaander zaak, het behoud van de taal en de nationaliteit van het Afrikaander volk.
Beter dan door een betoog, hoe gemakkelijk ook te leveren, toonen wij dat aan door twee namen te noemen. Steyn en Hertzog hebben in ons land gestudeerd. Zouden zij volkomen voor hun volk geworden zijn wat zij zijn, als zij niet hier waren geweest, maar heel hun studie in Engeland of Schotland hadden gehad? En hoeven wij wel namen van andere Afrikaanders te noemen, die meer mannen naar het hart van hun volk waren geworden, als zij niet den stempel van hun opleiding aan een Engelsche of Schotsche universiteit droegen, - de uitzonderingen niet te na gesproken?
Zuid-Afrika krijgt eerlang een eigen universiteit en mettertijd zal die misschien in al zijn behoeften kunnen voorzien; wij hopen en vertrouwen tevens, dat er vroeg of laat een hooger onderwijs te verkrijgen zal zijn, dat aan de taal en het volkskarakter van de Afrikaanders geen afbreuk doet, maar ze steunt en sterkt. Zoolang dat echter niet zoo is, meenen wij, is het een duur belang van de Afrikaanders, dat zij hun zonen, die eens de leidslieden van hun volk zullen zijn, ter opleiding toevertrouwen aan het land, waar zij hun taal en traditiën zullen bewaren.