Buitenland
De beteekenis van Nederland als Overzeesch handelaar.
De Pacific Marine Review van April j l. bevat een zeer lezenswaardig artikel van den heer Chas Vornholt, lid van het A.N.V. te San Francisco, waarin hij voor de Amerikanen de beteekenis van Nederland als landmogendheid schetst. Dit is noodig, want slechts weinig Amerikanen kunnen zich die beteekenis begrijpen. Vaak meent men dat Nederland een deel uitmaakt van Duitschland. Dat Nederlandsch en Duitsch twee volkomen verschillende talen zijn, die volkomen onafhankelijk van elkander zijn, zal men een Amerikaan nooit recht duidelijk kunnen maken en het feit, dat Koningin Wilhelmina over bijna 50 millioen onderdanen den scepter voert zal ook als verrassing velen in de ooren klinken.
Om al deze verkeerde meeningen te bestrijden heeft de heer Vornholt zijn artikel geschreven
Hij begint met de cijfers van in- en uitvoer en het scheepvaartverkeer der verschillende landen van Europa te geven, om daardoor duidelijk te doen zien, welke plaats Nederland in het handelsverkeer bekleedt.
‘Slechts twee van zijn stoomvaartlijnen ontvangen een zeer matige regeerings-subsidie’, aldus schrijver, ‘en niettegenstaande de vinnige mededinging van ruim gesubsidieerde buitenlandsche maatschappijen, handhaaft Nederland zich gemakkelijk op de achtste plaats, en niet lang zal het duren of Holland zal Italië, Japan en Frankrijk voorbij streven en op de vierde plaats komen te staan.’
Hij toont met cijfers den groei van het Nederlandsch scheepvaartverkeer aan. Het aantal schepen bedroeg in 1902 145, in 1912 256. De tonnenmaat was in 1902 350.700 en in 1912 913 400 dus een vermeerdering van 26%. Hiervoor zijn alleen genomen de voornaamste Nederlandsche stoomvaartmaatschappijen.
Niet minder dan 41 stoombooten met een inhoud van 200.000 ton zullen in 1912 afgeleverd worden. Van dit getal komen alleen op rekening van de Kon. Holl. Stoomvaart-Maatschappij een 7 tal nieuwe stoombooten en zooveel bestellingen worden er bij de scheepswerven in Holland gedaan, dat twee nieuwe stoomschepen voor de Kon. Holl. Lloyd in Engeland moesten worden gemaakt, waar bovendien een stoomboot van 32 500 ton op stapel is gezet. Na Engeland heeft Holland van alle landen der wereld het grootste aantal zeeschepen in de maak.
De heer Vornholt zegt, dat de Amerikanen wel heftig zullen schrikken, wanneer hij hun vertelt, dat in Holland alle mogelijke nijverheid een zeer bloeiend bestaan leidt en haar voortbrengselen naar alle deelen van den aardbodem zendt; terwijl de uitmuntende fabrikatie de Hollanders in staat heeft gesteld om met succes de mededinging tegen grootere landen te kunnen volhouden.
Hij wijst er dan op, hoe de Internationale Scheepvaart-Maatschappij te Rotterdam een wereldnaam geniet voor het sleepen van droogdokken, baggermolens en ander onhandelbaar materiaal naar alle deel en van de wereld; dat Rotterdam de grootste kunstmatige haven van de wereld zal zijn, wanneer straks de nieuwe Waalhaven voltooid is; dat de groote sluis in het Noordzee-Kanaal, die men zich voorstelt te bouwen, de grootste van de aarde zal zijn en dat de spoorbruggen, die de beide oevers van dit kanaal verbinden nabij Amsterdam en nabij Haarlem, de grootste draaibruggen zijn die er bestaan; dat Amsterdam een wereldmarkt is voor tabak en andere voortbrengselen uit Nederlandsch Oost Indië, de grootste uitvoerder van diamant, voornamelijk naar de Ver. Staten, het voornaamste financieele gemiddelde na Berlijn en Frankfort, en de grootste kooper van Amerikaansche effekten, na Londen. De reusachtige combinatie bekend als de Royal Dutch Shell is de voornaamste mededinger van de Standard Oil Company.
De heer Vornholt eindigt zijn zeer lezenswaardig opstel aldus:
‘Zelfs een onvolledige en korte schets, als het bovenstaande artikel noodzakelijkerwijze moest zijn, kan niet nalaten aan te toonen, dat het Nederland van onze dagen een welvarend, werkzaam en waakzaam land is, vol bedrijvigheid en geestkracht, en hoewel het er geen aanspraak op maakt de zelfde hoogte te hebben bereikt als het had in de 17e eeuw, toen het feitelijk dezelfde plaats bekleedde als het Engeland van onze dagen, neemt het toch een eervolle positie in onder de volken der wereld. En na een 10-tal jaren zal het nog hooger zijn gestegen En wanneer men nu weet, dat niet minder dan 5 Nobelprijzen aan dit bewonderenswaardige land zijn uitgereikt, dan is tevens het bewijs geleverd, dat de stoffelijke welvaart niet bereikt is ten koste van de verstandelijke beschaving.’