Hoe warm het was en hoe echt!
Uit een brief van een Afrikaansch dichter:
Ik zit in de schaduw van onze bomen in de tuin. Ik voel weer lust tot gezelsen, tot schrijven en doen, want in de nacht zijn er een paar buien gevallen, dat geeft weer leven, dat frist op. Voordien? O, 't was niet om uit te houden: 106 graden in de schaduw op sommige plaatsen! Kleren waren een last; zo spoedig mogelik, zo dikwijls mogelik werden zij afgelegd, - zelfs nu nog zit ik zonder baatje, met hoog opgeslagen hemdsmouwen. Hier eten wij, 's morgens en 's avonds ('s middags is het zelfs in de koelte van de bomen niet uit te houden), boven ons hoofd hangen de abrikozen, zittende aan tafel kunnen wij ze afplukken.
Woeling en strijd kenmerken nog maar steeds ons bestaan. Nationaal gevoel en belangstelling voor de taal zijn sterk toegenomen, dit hebben wij vooral te danken aan Hertzog. Voor zover ik kan draag ik mijn steentje bij (mijn vrouw niet minder door hardnekkig Afrikaans te spreken in alle winkels, en elders) hoewel ik, als ambtenaar op mijn tellen moet passen. Niet lang geleden heb ik in de Vrijstaat een toespraak gehouden; en onlangs weer te Brugspruit - bij gelegenheid van de Dingaansfeestviering. O, maar daar had U bij moeten zijn: dat manoevreren van de Boeren, te paard en als Kaffers verkleed, in nabootsing van oorlogvoeren met de Kaffers, - dat was echt en indrukwekkend. Ja, zo echt dat men, in opgewondenheid, niet meer in de lucht schoot maar recht er op aan, zoodat één jonge boer vrij ernstig in het been gewond werd, door 'n plukselprop. Naast mij stond 'n oude oom, 'n wrak, gekneusd en gekerfd in de echte Kaffer-oorlogien; bij dat jagen der paardenruiters, dat schieten en gevangennemen, vlamde de oude ineens op, greep in zijn borst en hijgde van strijdlust, van ongeduld om mee te doen, - ik had medelijden met hem.