Uit Rome.
In 1911 won het Alg. Ned. Verbond te Rome 5 nieuwe leden. Eigenlijk zou het ledental dus tot 18 geklommen zijn; maar ten gevolge van vertrek naar elders zijn nu drie leden ons hier ontvallen, zoodat aan het einde des jaars de toename zich van 13 tot 15 bepaalt. In elk geval een vooruitgang, die tot dankbaarheid, maar nog geenszins tot voldaanheid stemt. Langzaam vooruitgaande, kunnen wij echter op meer en beter hopen voor geruimen tijd. Zoo ten minste het Italiaansche spreekwoord gelijk heeft: ‘Chi va piano, va sano; e chi va sano, va lontano.’
Als vertegenwoordiger van het Verbond kreeg ondergeteekende vier schriftelijke aanvragen om inlichtingen of om tusschenkomst bij zaken van kunstnijverheid. In drie gevallen slaagde hij; in het vierde was hem zulks niet doenlijk. Vreemd dan ook zijn de aanvragen soms, waarmee overigens zeer welmeenende landgenooten aankomen bij een buitenlandschen vertegenwoordiger van het Verbond, die misschien wel verondersteld wordt een... alweter en zelfs een soort toko-houder te zijn!
Men neemt terecht aan, dat de kracht en de beteekenis van het Verbond op een buitenlandsche plaats niet enkel, niet eens voornamelijk, moeten worden afgemeten naar het aantal daar woonachtige leden en naar het als zoodanig optreden van den plaatselijken vertegenwoordiger. Zij schuilen veeleer in den gestadigen invloed, die zich in den vreemde laat gelden tot bevordering onzer taal- en stambelangen, m.a.w. in het nationale bewustzijn, dat aldaar met woord en daad tot gezonde, levenskrachtige uiting komt. En dan liefst gemeenschappelijk. 't Is immers niet de letter, maar de geest, die levend maakt.
Welnu, dan heeft over Rome het Alg. Ned. Verbond de beste redenen tot tevredenheid. Onlangs schreef de Romeinsche correspondent van een onzer groote dagbladen: ‘Het is opvallend, hoe tegenwoordig het Nederlandsche element te Rome aan krachtsontwikkeling toeneemt.’ Dit jaarverslag geve in 't kort de heuglijke bewijzen dezer algemeene stelling aan.
Daar is vooreerst de Nederlandsche Vereeniging van Weldadigheid, genaamd ‘Juliana-fonds’. Zij telt nu 45 gewone leden. Maandag 11 December had de tweede jaarvergadering plaats, onder voorzitterschap van den kloeken ingenieur Marcel de Jongh, die als directeur-generaal der Società Anglo-romana voor de stedelijke verlichting Holland's naam hoog houdt. Tot hun groote voldoening konden de aanwezige leden zich overtuigen, dat de jonge Vereeniging bloeit en, nu hare geldmiddelen langzamerhand toenemen, ook vrijgevig de hulpbehoevende Nederlanders te Rome kan ondersteunen.
Vervolgens moet worden genoemd de Vlaamsche Studiekring ‘Gelukzalige Jan van Ruysbroeck’.
Onder leiding van den geleerden en welsprekenden Benedictijner abt Mgr. Laurens Janssens komt deze Kring tweemaal per maand in het gastvrije hospitium van Sint Juliaan der Vlamingen bijeen, om met wetenschappelijke of letterkundige voordrachien, ook door onderlinge gezelligheid, de Vlaamsche of - juister gezegd - de Nederlandsche taal- en stambelangen te helpen bevorderen. In broederlijke eensgezindheid werken de zonen van Noord- en Zuid-Nederland daar samen voor hetzelfde groote doel. In het bestuur grootendeels uit Vlamingen bestaande, zijn de ‘Hollanders’ eerlijk vertegenwoordigd, en even trouw nemen zij werkzaam deel aan de afwisselende spreekbeurten. Zoo bijv. sprak de Amsterdammer fr. B.H. Molkenboer, O.P., met heldere kennis en verwarmende geestdrift, over het treurspel Peter en Pauwels, dat bij Vondel zoovele en zoo nauwe betrekkingen heeft op de Eeuwige Stad. Onderget. hield 6 April een geschiedkundige rede over de vereeniging van Nederland en België in 1815. Zijn betoog, dat deze kunstmatige samenvoeging niet duurzaam kón zijn, maar dat een hechte aaneensluiting van Noord en Zuid alleen mogelijk is op den natuurgrond der nog levende werkelijkheid, m.a.w. van de gemeenschappelijke landstaal, die als in edelen wedstrijd van beide kanten moet gekoesterd en ontwikkeld worden, vond eenparigen bijval.
De Vlaamsche Studiekring, die het derde levensjaar ingaat, mag zich reeds verheugen over ruim 60 leden. Verreweg de meesten zijn katholieke priesters, of worden hier opgeleid tot den geestelijken stand. Onnoodig te zeggen, dat zoowel van het Julianafonds als van den Vlaamschen Studiekring de resp. voorzitter ook lid is van ons Verbond.
De derde instelling, die nu ter sprake moest komen, is het Nederlandsch historisch Instituut. Maar om allicht begrijpelijke redenen zal onderget. daar het zwijgen toe doen. Nochtans behoeft ééne bijzonderheid wel niet te worden verzwegen.
Om in ruimeren kring dan waar onze moedertaal verstaan wordt, den roem van Neêrland's verleden en de eer van ons wetenschappelijk heden te doen uitkomen, hield onderget. 24 Febr. in het Belgisch historisch Instituut een lezing over de Venetiaansche gezantschapsberichten, voor zoover zij de Republiek der Zeven Vereenigde Provinciën betreffen en door professor Blok onlangs in het licht gegeven zijn. Deze lezing ging - de Vlamingen mogen het ten goede houden - in het Fransch. Maar dit geschiedde op uitdrukkelijk verzoek van den directeur, Godefroid Kurth, die met het oog op de aanwezigheid van buitenlanders zulks wenschte, en niet zonder een warmtoegejuicht protest van den spreker, die als zijn stellige verwachting te kennen gaf dat de tijd niet veraf moge zijn, waarop in het Belgisch historisch Instituut ook evengoed de Nederlandsche taal gangbaar is geworden.
De kroon echter op de tegenwoordige krachtsontwikkeling van het Nederlandsche element te Rome is ongetwijfeld de roode hoed, aan Z. Em. kardinaal W.M. van Rossum verleend.
Dat een Noord-Nederlander deze eer te beurt valt, was sinds bijna vier eeuwen niet gebeurd. De geboren Utrechtenaar paus Adriaan VI benoemde 10 Sept. 1523 zijn landgenoot en boezemvriend Willem van Enckevoort tot kardinaal. Diens naaste opvolger werd 30 Nov. 1911 de Zwollenaar Willem Marinus van Rossum.
Des te hartelijker mogen wij ons verheugen over de verheffing van onzen landgenoot, wijl men algemeen weet, dat de nieuwe kardinaal, na een jarenlang verblijf aan de Roomsche Curie, met hart en ziel Nederlander gebleven is. Volgens zijn luide ver-