Buitenland
Nederlandsche handelsbetrekkingen met Australië.
Een verblijf van 9 maanden in Holland na langdurige afwezigheid heeft mij in staat gesteld een overzicht te geven van de ontvangen indrukken in zake de alreeds bestaande betrekkingen tusschen Nederland en de overzeesche bezittingen in het Oosten, en het Westelijk deel van het vasteland van Australië, waarvan Fremantle de voornaamste havenplaats is, alsook over de vooruitzichten voor de toekomst om die betrekkingen te verbeteren en meer voordeel te doen afwerpen.
De Oostelijke en Zuidelijke Staten van het Gemeenebest zijn sedert jaren door een trans-continentale spoorweglijn verbonden, maar tot heden deelt West-Australië niet in dat voorrecht. Er bestaan, vreemd genoeg, tusschen de verschillende Staten gevoelens, die, hoewel niet vijandelijk toch een groote mate van ijverzucht en wangunst aanduiden.
West-Australië, waarvan men ten onrechte geloofde, dat het slechts een onmetelijke zandwoestijn was, werd immer als een onbeduidendheid aangemerkt, totdat plotseling de schatten van mineralen en de vruchtbaarheid van den bodem ontdekt werden, en een aanhoudende toevloed van landverhuizers aanvoerden.
Het was niet te verwonderen, dat die veel grootere bevolking met hare aangroeiende levensbehoeften begon in te zien, dat zij niet langer kon buitengesloten blijven van het ‘interstate’ spoorwegnet. Vooral op de goudvelden en in de belangrijke steden die daaraan hun bestaan danken, werd dit gevoeld, en het duurde niet lang voordat men in de ‘Legislative Assembly’ niet ophield het voor en tegen van dit plan te bespreken.
De reeds genoemde ijverzucht der Oostelijke Staten was echter de schuld, dat het tot nog toe niet tot uitvoering kwam. De besprekingen zijn nu echter zoover gevorderd, dat het eenig punt van verschil bestaat in de vraag, van welke breedte de te leggen spoorweglijn zal zijn.
Dat de handel met die landen, die ten Noorden en Westen van Australië liggen, zich van lieverlede in West-Australië zal samentrekken wanneer de spoorwegverbinding een feit zal zijn geworden, behoeft geen betoog. Ook niet dat den Hollandschen handel daarmede een kans van ontwikkeling wordt geboden, zooals niet dikwijls voorkomt. Soerabaja ligt van 5 tot 8 dagen stoomens van Fremantle en is dus de naaste vreemde haven. Mochten onze Nederlandsche kooplieden nu slechts door den geest onzer ondernemende voorouders bezield worden, die geen hindernissen op hunnen weg wilden erkennen, noch de me-