Uit Italië.
Volgens het Nov.-nr. van Neerlandia prijkte op het paviljoen van België op de tentoonstelling te Roubaix het opschrift ‘Belgique-België’, dus gesteld in de beide officieele talen van het land. Inderdaad zeer verblijdend, doch wel beschouwd niet meer dan logisch. Op de grootsche wereld-tentoonstelling, gedurende den afgeloopen zomer gehouden te Turijn, zijn onze Zuidelijke naburen in dit opzicht minder gelukkig geweest. Immers daar stond op hun paviljoen - een statig, indrukwekkend gebouw - ‘Belgique-Belgien’ te lezen, als ik mij niet vergis het Fransche en het Duitsche woord voor België. Dacht de Belgische Regeeringscommissaris te Turijn misschien, dat ‘Belgien’ Vlaamsen was? Dit schijnt werkelijk het geval te zijn geweest. Treurig, treurig!
Van de Internationale Tentoonstelling van dit jaar te Turijn gesproken! Officieel schitterde ons vaderland daar door zijne afwezigheid, maar voor zooverre ik heb kunnen nagaan, zijn toch alle Nederlandsche inzendingen er bekroond.
Op die zelfde tentoonstelling zag ik in een afzonderlijk, smaakvol gebouw eene hoogst belangrijke verzameling van voorwerpen, afbeeldingen en statistieken, betrekking hebbende op het leven en streven der Italianen, in het buitenland woonachtig, en door het Ministerie van Buitenlandsche Zaken te Rome bijeengebracht met behulp van zijne consulaire ambtenaren, die in de uithoekjes der aarde niet uitgezonderd. Het was een waar museum, wellicht eenig in zijn soort, en ongetwijfeld van blijvende waarde voor de Italianen, een volk, dat niet minder dan 5 500.000 landgenooten telt in den vreemde.
In de fabriekstad Sampierdarena, bij Genua, verschenen onlangs op de aanplakborden groote plakkaten in de Nederlandsche taal, waarbij werd aanbevolen een bezoek te brengen aan een Fransch anatomisch museum, waarmede Italië afgereisd werd! Als waardig vertegenwoordiger van het A.N.V. werd ik koud van aandoening, toen ik dàt zag, doch bij nader inzien ligt het vermoeden voor de hand, dat de hersenen van den eigenaar van dit museum daarin op spiritus waren opgenomen: Nummer zooveel van den catalogus,... misschien ook in onze geliefde Moedertaal gedrukt!? Worden Volapük en Esperanto wellicht door het Nederlandsch verdrongen?
Sedert jaren worden in vele landen de kinderen bij voorkeur in matrozenpakjes gestoken, en Italië doet daaraan mede. Als opschriften der mutsen zijn hier gelukkig de veelal verkeerd gespelde namen van Engelsche oorlogsschepen langzamerhand verdrongen door die van werkelijk beslaande, of van denkbeeldige Italiaansche oorlogsbodems. Hier, in Genua, ziet men tegenwoordig langs 's Heeren wegen tientallen van jeugdige ‘zoet-water-matroosjes’, die, dank zij het initiatief van den eenen of anderen pettenfabrikant, wenschen te worden gehouden voor een deel van de bemanning van Zr. Ms. ‘Olanda’! ‘Olanda’ is ‘Holland’ in het Italiaansch. In de oorlogsvloot van Italië wordt geen schip aangetroffen, dat naar ons land genoemd is; daarentegen ken ik wel een sleepboot, die te Genua thuis behoort en ‘Olanda’ heet, maar toch doet dat ‘Olanda’ van de hoop van het Italiaansche volk mijn Nederlandsch hart goed! Ik mag, kan en wil het niet ontkennen!
Kort geleden bestelde ik aan een bediende in het lokaal onzer ‘Nederlandsche Vereeniging’ een flesch Beiersche, en ik deed dit oudergewoonte, en natuurlijk zonder te blikken of te blozen, in het Italiaansch, doch... ik - vertegenwoordiger van het A.N.V.! - werd beleefd uitgenoodigd in het Nederlandsch, om onze moedertaal te willen spreken!! Bijna had ik per draad mijn ontslag ingediend bij het Hoofdbestuur te Dordrecht, zóó schaamde ik mij, doch de aanwezigen weerhielden mij.
Ten rechte of ten onrechte - dat laat ik in het midden - wordt de Italiaansche oorlogsverklaring aan Turkije in ons land onverheeld afgekeurd, en de pers gaat er voort met het uit buitenlandsche bladen overnemen van allerlei berichten, die een minder gunstig licht werpen op het doen en laten der Italianen in Tripoli. Neerlandia is niet het aangewezen blad om staatkundige beschouwingen op te nemen, maar toch komt het mij niet ongewenscht voor, om hierbij mijne landgenooten alsnog te waarschuwen tegen het veel-geloof-hechten aan mededeelingen, betreffende ‘de groote wreedheid’ der Italianen. Ik heb bijna 20 jaar onder de Italianen geleefd, en acht hen in het algemeen te beschaafd en te goedhartig om stelselmatig met wreedheid op te treden tegen de verdrukkers (om geen ander woord te bezigen!) van de Armeniërs.
H.C.F. HENNIG,
Genua, Dec. 1911.
Vert. van het A.N.V.