Vlaanderen.
Fransche winkelopschriften in het Vlaamsche land.
Het zal alle Vlaamschgezinden wel meermalen onaangenaam hebben aangedaan te hebben moelen opmerken hoe in de meest Vlaamsche steden het overgroote getal der winkelopschriften in het Fransch gesteld zijn. Dit is het geval niet alleen te Antwerpen, te Gent, te Brugge, - om maar van Brussel niet te spreken, - doch ook in de zooveel kleinere provinciesteden. Op vreemdelingen moet het inderdaad een zonderlingen indruk te weeg brengen, wanneer zij zich in het hartje van het Vlaamsche land voor zoo een overdaad van uitdrukkingen in een vreemde taal bevinden. Men moge zeggen dat zoo iets slechts een uiterlijke schijn is en dat het innerlijke van het Vlaamsche volk onaangetast blijft, stellig is het dat er wel ‘something rotten in the State of Denmark’ is, wanneer een volk zoo iets in zijn eigen land verduurt. Trouwens, men zal het niet gemakkelijk uit den geest van een vreemdeling kunnen wegredeneeren, dat een volk dat iets dergelijks verdraagt niet reeds door de bacil van de verfransching is aangetast. Men moge beweren wat men wil, men moge staande houden, en met reden, dat de indrukken die een vreemdeling bij een kortstondig bezoek aan een land opdoet, uit den aard der zaak slechts een zeer oppervlakkig karakter kunnen dragen, een feit is zeker, dat men nooit, tegenover buitenlanders, den onvervalschten aard van het Vlaamsche volk zal kunnen verdedigen, wanneer wij ons voor toestanden bevinden als die welke in dit artikel gewraakt worden.
Het is ons gebeurd dat wij met Noord-Nederlanders, die geheel onbevangen, geheel objectief, ten opzichte van de Vlaamsche Beweging stonden over de verfransching van Vlaanderen en van het Vlaamsche volk geredeneerd hebben en dat één van de antwoorden die wij op onze bewering, dat ons volk toch niet zoo verfranscht was als men oogenschijnlijk zou zeggen, luidde: ‘Indien dit werkelijk zoo is, dan zou uw volk al die Fransche opschriften in de Vlaamsche steden niet dulden.’
En dit moge nu meer schijn dan wezen zijn, toch valt het niet te ontkennen dat, waar soortgelijke feiten zich voordoen, er iets hapert aan het nationaal gevoel van een volk, er iets scheelt aan zijn besef van waardigheid. Acht men het mogelijk dat zoo iets, in omgekeerden zin, plaats heeft te Luik, of in welke andere Waalsche stad ook? Het volk zelf zou daar al gauw korte metten mee gemaakt hebben en het zou daar overigens in het hoofd van geen enkelen handelaar opkomen om ooit zoo een onhandigheid te begaan.
Alleen bij ons, in Vlaanderen, is dit alles mogelijk. Bij ons alleen kan men het volk in het gtezicht slaan zonder dat het opstuift. Ons volk alleen lijdt aan gebrek aan karakter. Want men zegge niet dat de magazijnen en winkels, die uitsluitend het Fransch gebruiken in hun bekendmakingen aan het publiek bij voorkeur klanten bezitten, die, tot wat men in de wandeling den beteren stand noemt, behooren, en dat het ten behoeve van dezen stand is, welke ook voor-