Neerlandia. Jaargang 16
(1912)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdIets over 't A.N.V. in Nederlandsen Limburg.
| |
[pagina 8]
| |
er te Maastricht eene Alliance Française was opgericht, tot doel hebbend om bijeenkomsten en voors ellingen in de Fransche taal te organiseeren en om deze mooie taal, die steeds door de deftige Maastrichtsche burgerij werd beoefend, te onderhouden en zelfs de beoefening ervan aan te wakkeren. En verder: ‘Velen zal 't waarschijnlijk verwonderen, dat de oprichters dezer Alliance Française allen Vlamingen (?) of Hollanders zijn. Onder hen geen enkel Franschman, die overigens zeer zeldzaam zijn te Maastricht. Wat zullen de Belgische flaminganten hiervan zeggen? Eene Alliance Française gesticht door Vlamingen! Welk een gedrochtelijkheid! Lijkt 't niet in hun oog een misdaad van majesteitschennis jegens de Moedertaal!’ Dan wordt nog beweerd, dat er weinige Franschen van geboorte onder de Maastrichtenaren zijn, maar deze toch bijna allen Franschen in hun hart zijn. (‘Sont presque tous Français de coeur’). La Meuse overdreef natuurlijk met olifantsvrachten. Ware dit ophitsende artikel geschreven tusschen de jaren 1830-'39. toen door den val van Venlo de geheele provincie Limburg, behalve Maastricht in de handen der Belgen was en Maastricht er naar hunkerde ook met België vereenigd te worden, dan zou eenige waarheid erin schuilen. Toen immers maakten vele der aanzienlijkste jongelieden propaganda voor België, zij waren verplicht de stad te verlaten en sloten zich aan bij de Belgische regeering, waar zij allen, op weinige uitzonderingen na, prachtige betrekkingen kregenGa naar voetnoot1). Men gelieve te bedenken, dat toen in België van eene Vlaamsche beweging nog geen sprake was zooals dit nu 't geval is en in België de Fransche taal de officieele omgangstaal was. Maar om in 1909 te durven beweren, dat de deftige doorsneê-Maastrichtenaren ‘presque tous Français de coeur’ zijn, doet denken aan dat langzaamuitstervend, doch hardnekkig geslacht van Waalsche Belgen, die ons Limburg nog ‘Limbourg cédé’ noemen. 't Maastrichtsche en 't Limburgsche Fransch is soms zoo'n ón Fransch, zoo Hollandsch. Toen wijlen de Courier de la Meuse nog bestond (tot vóór weinige maanden 't laatste Fransche blad in Nederland), stuurde men eens enkele exemplaren aan L. Veuillot en deze spotte aldus met die wouldbe-Fransche taal en stijl: ‘c'est une langue, voisine de la langue française’. Zeker 't valt niet te ontkennen, dat de Maastrichtenaar nog wel iets voelt voor de Fransche taal, er zijn wèl en wellicht te veel Maastrichtenaren, die met het Fransch dwepen, die voor hunne kinderen eene geëmancipeerde educatie creëeren door françaises; die op de tien Nederlandsche twee Fransche woorden gebruiken en hunne boekenkasten vol Fransche romans stoppen; die Fransche dagbladen en tijdschriften verkiezen boven Nederlandsche en geboorten, sterfgevallen en huwelijken aankondigen in de Fransche taal; die Luik als hunne tweede vaderstad beschouwen en liéver of alléén hunne pleizierreisjes maken door Waalsch-België en Frankrijk en niet door hun vaderland of Vlaanderen. Doch dit halfslachtig geslacht verdwijnt, sterft uit; ook in Maastricht zullen eens de Nederlandsche taalen stambelangen doorvoeld worden. 't Zal nog wat aanloopen, vele droppels zullen nog moeten vallen, zij zullen den steen uithollen ‘non vi sed saepe cadendo!’ Vooral rust op 't jongere geslacht de eervolle taak hunne moedertaal tot spreektaal te maken in plaats van 't Fransch (dit hoofdzakelijk voor den netten stand). Nu nog eene vraag en een antwoord. Zouden te Roermond en te Venlo niet Jongelieden-Afdeelingen kunnen opgericht worden? De leeraren en letterkundigen dier plaatsen en de leerlingen der middelbare scholen moesten er niet lang meer over denken. Dus aan 't werk. Jhr. P. GRAAFLAND. Maastricht, September 1911. |
|