Neerlandia. Jaargang 16
(1912)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdNederlandHeemschut.Niet van de vereeniging Heemschut willen wij nu schrijven, ofschoon zij zich flink roert en de kranten telkens melden, dat zij voor het bedreigde schoon van stad en land pleit bij wien het aangaat, en al menig gevaar heeft afgewend, maar in het algemeen van het heuglijke verschijnsel, dat men meer en meer besef krijgt van het vele schoons, dat menschenhanden en natuur in ons land hebben geschapen, en het waard acht behouden te blijven, al moet men er zich de opoffering van wat geriefelijkheid of geld voor getroosten. Van de vereeniging Heemschut hebben wij al gewag gemaakt. De heer K. Hazelhoff Roelffzema heeft bij de Provinciale Staten van Noord-Holland het voorstel ingediend om reklameborden, advertenties op muren enz. te verbieden, als daardoor de omgeving wordt ontsierdGa naar voetnoot1). Misschien is dat de weg - bij provinciale verordening - om dien hinder voor het oog langs spoorwegen en wandeldreven op te ruimen. Het wordt ook tijd, want lang onderscheidde zich wel ons land in dit opzicht gunstig van andere Europeesche landen, waar men die schreeuwende advertenties veel meer zag dan ten onzent, maar in de laatste paar jaren neemt het kwaad hier toe. Een van de aantrekkelijkste vormen van Heemschut vinden wij wat de vereeniging Nehalennia, de vereeniging tot instandhouding en bevordering van Walcheren's natuur- en stedenschoon, heeft gedaan. Zij heeft een gedrukt stuk verspreid waarin zij de menschen gevoel tracht bij te brengen voor de eenvoudige schoonheid van de huizen op den Walcherschen buiten. Dat stuk bevat zooveel goeds, dat ook elders ter harte mag worden genomen, dat wij gaarne medehelpen er bekendheid aan te geven. Zoo zegt Nehalennia: ‘Bij aanbouw van nieuwe woningen in de dorpen en langs de wegen van ons eiland wordt het eenvoudige Walchersche woningtype (een sober baksteen en huis, waarvan de ramen voorzien zijn van openslaande groen-en-wit geschilderde luiken) zeer weinig meer gevolgd. In de plaats daarvan verrijzen tegenwoordig huizen met onevenredige verdeelingen, waarvan de gevels bestreken zijn met hel wit geschilderde cement-banden; gekleurde tegeltjes bevinden zich boven de ramen, terwijl op alle mogelijke plaatsen versierselen zijn aangebracht. Bont gekleurd glas bevindt zich niet zelden in het bovenste gedeelte der glasruiten; meermalen worden gevels geheel gecement en hierin ornamenten gekrast, of wel “voegen”, ten einde het te laten voorkomen, alsof de muren uit natuursteen waren opgebouwd. Vooral de nieuwere topgevels hebben allen eenvoud verloren: behalve den bovengenoemden opschik vertoonen deze ook wel torenvormige zuiltjes, pinakels enz., terwijl het minder fraaie gebroken dak veelvuldig wordt toegepast. Dit alles valt te betreuren. De schoonheid der huizen toch zit niet in het maken van rijk versierde gevels en ingewikkelde vormen, doch in een eenvoudige architectuur, die goed van verhouding is en welke zich moet aanpassen aan de omgeving. Mogen gekleurde tegeltjes groote diensten kunnen bewijzen bij de bekleeding van gangen, keukens enz., aan gevels, hetzij onder ontlastingsbogen of boven deuren, kunnen zij bezwaarlijk van eenig nut zijn. Gewone gebakken steen bewijst dezelfde, zoo niet betere diensten. Waarom dan toch deze doellooze voorwerpen aangebracht? Zij kosten slechts geld, dienen tot niets en hebben geen zin. Hetzelfde geldt voor alle andere “versierselen”. Zij zijn niet op hunne plaats en niet in overeenstemming met den eenvoud der landelijke omgeving. In verband met het vorenstaande noodigen wij u, heeren timmerlieden en metselaars, beleefd uit: Verleent ons uwe medewerking tot het behoud van het Walchersche woning-type. Zoekt den rijkdom uwer huizen in hechtheid van materiaal, en juistheid van vormen, doch niet in het aanbrengen van versierselen, welke in architectenkringen reeds lang hebben afgedaan. Bouwt eenvoudig, doch smaakvol; overlaadt uwe gevels niet met onnoodigen opschik. Dekt uwe daken met roode pannen; deze steken prachtig af tegen het groen der omgeving en vertoonen na verloop van tijd fraaie kleurschakeeringen, terwijl de blauwzwarte pannen eentonig en doodsch zijn en blijven. Handhaaft aan uwe nieuwe woningen de groen en wit geschilderde luiken, welke nergens zoo algemeen als op Walcheren worden gevonden en dus een eigenaardigheid van dit eiland vormen.’ Aldus Nehalennia. Nog anderen dan timmerlui en metselaars mogen het ter harte nemen, dat er ten plattelande eenvoudig en in aansluiting met de omgeving moet worden gebouwd. Wij kennen een Veluwsch dorp, dat tot enkele jaren geleden niet een huis had, klein of groot, dat uit het stil fraaie kader viel, tot er een hoog, ‘modern’ huis verrees, gedekt met glimmende bruinroode pannen (niet de stemmige dof roode pannen die Nehalennia aanprijst), een huis, dat op zijn plaats was geweest in een villadorp of in een badplaats, maar hier vloekte met de omgeving. En dat huis had een kunstschilder er laten zetten! Wij hopen, dat Heemschut of andere vereenigingen overal buiten in de richting zullen werken van Nehalennia. De smaak van den buitenman is al even erg achteruitgegaan als die van den stedeling, en de verbetering die er in de groote steden merkbaar is, laat in de meeste provinciesteden en op het land nog op zich wachten. Wat daar bijgebouwd wordt is meest droevig om aan te zien. Van wat de Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumenten verricht behoeven wij niet uitdrukkelijk te spreken. Haar naam zij hier alleen met erkentelijkheid genoemd. Ten slotte de naam van een man, die al jaren lang voor het behoud van het bouwkunstig schoon geijverd heeft en zonder wiens alarmgeroep en pleiten en werken heel wat meer onder den moker zou zijn gevallen: jhr. mr. Victor de Stuers. |
|