allerhande benoodigdheden uit Engeland en Nieuw-York besteld.
De Maatschappij is opgericht met een kapitaal aan f 226.000. - verdeeld in 113 aandeden à f 2000. -. Van deze 113 aandeelen verkreeg de heer Charles Brodie Sewell 56, gelijkstaande aan f 112.000. -, welke ‘echter niet gestort, doch geacht worden de waarde te vertegenwoordigen van de concessie welke door hem aan de vennootschap wordt overgedragen’ (art. 4 van de statuten van de Aruba Phosphaat Maatschappij),.
Van de 57 overblijvende aandeelen, werden 56 onder de Curaçaosche oprichters der vennootschap verdeeld, en 1 aandeel ter beschikking van de Maatschappij gehouden om door de Algemeene Vergadering aan de aandeelhouders afgestaan te worden ‘aan zoodanig persoon of personen, die naar haar oordeel daarop wegens geleverde diensten aanspraak
Foto
19. R. Cath. Kerk te Oranjestad.
Soublette en Zoon.
mochten maken’ (laatste alinea van art. 4 der statuten van de vennootschap).
Het beschikbaar kapitaal van de vennootschap was dan ook slechts f 112.000. -. Dit bleek spoedig te gering te zijn, en om de werkzaamheden te kunnen voortzetten, moest de Maatschappij een leening van f 84.000. - aangaan, waarin door de 56 aandeelhouders van Curaçao, naar reden van f 1500. - voor elk aandeel, is deel genomen.
Met ijver en toewijding, met betrachting van de grootste zuinigheid is door de Maatschappij het voorbereidingswerk volbracht.
Zoo spoedig doenlijk werd met het mijnen der stof een aanvang gemaakt; een generale agent tot het verkoopen der phosphaten werd te Londen benoemd; scheikundige analysen van de stof gedaan, en reeds binnen ongeveer anderhalf jaar kon de eerste scheepslading Aruba verlaten.
Destijds was de toestand van de phosphaatmarkt in Europa zeer gunstig; de groote voorraden van Florida waren nog niet ontdekt en de resultaten in de eerste tien jaren door de Maatschappij verkregen waren allerbevredigendst. De aangegane leening kon reeds in Mei 1883 afbetaald worden. Op elk aandeel van f 2000. - werd van 1883 tot 1893 aan dividend ruim f 14.000. - uitgekeerd, ongerekend ruim f 230.000 aan de Aruba Island Gold Mining Company Limited als het haar, volgens het contract bij de overname der concessie, toekomend aandeel in de winsten der Maatschappij.
Daarna is een periode van een flauwe markt ingetreden; de prijs van de meststof daalde in die mate, ten gevolge van ontdekkingen hier en daar van phosphaatlagen. dat sedert 1893 de Maatschappij aan hare aandeelhouders geen dividend heeft mogen uitkeeren. Er waren in die bange tijden oogenblikken, waarop men wel vreezen moest de zaak niet langer gaande te kunnen houden.
Men gaf echter den moed niet op en bleef in afwachting van betere tijden voortwerken. Nu en dan is een betrekkelijke verbetering van den prijs merkbaar geweest, doch tot nu toe is het, van 1893 af, der Maatschappij niet mogelijk geweest dividend aan de aandeelhouders uit te keeren.
In de laatste twee jaren is de stand van de phosphaatmarkt zeer slecht.
De jaarlijksche verslagen, door het Bestuur der Maatschappij uitgegeven, nagaande, ziet men dat van af de oprichting der Maatschappij tot ulto September 1910, uit Aruba met phosphaatlading vertrokken zijn 945 schepen.
Diezelfde verslagen toonen aan dat van af de oprichting van de Maatschappij, zij aan de Koloniale Kas tot het einde van September 1910 heeft uitgekeerd een bedrag van bijna drie millioen gulden aan concessierecht.
Zoo is de ontginning der phosphaat-lagen van Aruba voor de kolonie een ruime bron van inkomsten geweest, terwijl zij voor de arbeidende klasse van dat eiland wel als een zegen beschouwd kan worden.
Die phosphaat-afzettingen waren aanvankelijk gevonden op het heuveltje Cerro Colorado; men had zich voorgesteld dat de hoeveelheid der stof daar aanwezig zeer groot was; dit bleek echter het geval niet te zijn. Na eenige jaren begon men te merken dat de laag phosphaat niet zeer dik was, en de uitvoerbare stof zou spoedig uitgeput zijn geraakt, ware het niet dat bij het graven van een put, onderaardsche lagen werden aangetroffen.