Neerlandia. Jaargang 15
(1911)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdGeschiedkundig overzicht van het eiland Aruba.Den oorsprong van den naam Aruba heeft men menigmaal in verband gebracht met het goud, dat er op het eiland gevonden is. Oppervlakkig lijkt dat heel aannemelijk, want naast den naam Aruba komt onder de eerste Spaansche schrijvers ook de benaming Orua en Oruba voor. Als men verder weet, dat het Spaansche woord ‘Oro’ goud beteekent, is er geen sterke verbeelding meer noodig, om van Aruba een goudland te maken. Ongelukkigerwijze bestaat er geen enkel bewijs, dat de ontdekkers van het eiland er goud hebben aangetroffen. Wel hebben we een stellig bewijs waaruit wij geheel het tegenovergestelde kunnen besluiten. In het rapport van Juan de Ampiés, factor of opzichter dezer eilanden, aan den Koning van Spanje, staat met ronde woorden te lezen, dat reeds in 1513 door Admiraal Don Diégo Colon de eilanden Aruba, Corazao en Buinare na bekomen inlichtingen verklaard waren ‘por islas inutiles’ voor waardelooze eilanden, dus in dien tijd, toen het eiland reeds lang zijn naam droeg, was er nog geen goud gevonden. Het is bijna buiten twijfel, dat die naam ‘Aruba’ niet door de Spaansche ontdekkers aan het eiland gegeven, maar eenvoudig van de oorspronkelijke bewoners is overgenomen. Is het woord echter aan de oorspronkelijke taal der inlanders ontleend, ook dan is de beteekenis van ‘goud’ daaraan geheel vreemd, omdat in de bekende Indianentalen van dien tijd in deze streken geen gelijkluidend woord met die beteekenis valt aan te wijzen en, behalve om de reeds genoemde reden, omdat uit de op Aruba gevonden steenen bijlen, beitels en hamers en uit het rapport van Juan de Ampiés het vast staat, dat hier het ‘steenen tijdperk’ tot nog na de komst van Columbus heeft voortgeduurd en de bewerking van metalen den bewoners onbekend was. Of er echter een andere bepaalde beteekenis en welke aan dit woord verbonden is, kan alleen uit de vermoedelijke taal der oorspronkelijke bewoners worden afgeleid. Hiervoor komen slechts het Caraïbisch, het Guarani, de taal der Arowakken en misschien ook het Cumanagóta in aanmerking. Het Caraïbisch der Antillen, ons bekend en overgeleverd door missionarissen, de Fransche Dominicanen Breton, Labat en Du Tertre, laat de afleiding ‘ora’ = schelp en ‘oubao’ = eiland, dus ‘schelpeneiland’ toe. De taal der Guarani, voor ons door Pater Ruiz de Montoya en Caëtano Nogueira bewaard gebleven, kent het bijna overeenkomende woord ‘Oirubae’, dat ‘metgezel’ | |
[pagina 266]
| |
[pagina 267]
| |
Foto
2. Doktershuis, torenspits protest, kerk, openbare school, lichttoren ‘Willem III’. Soublette en Zoon. (n.l. van Curaçao) beteekent. Beide beteeke nissen laten zich zonder moeite op Aruba toepassen Zekerheid omtrent de waarde van dit woord bestaat er volstrekt niet en zal ook nooit gevonden worden. Alles is niets meer dan bloote gissing, die door geen enkele overlevering bevestigd wordt. De vroegste geschiedenis van Aruba ligt in brokstukken verspreid over de oppervlakte van het geheele eiland. Het zijn de talrijke overblijfselen der cultuur zijner oorspronkelijke bewoners, aan wie door de Spanjaarden uit den ontdekkingstijd en ook in de archieven der kolonie steeds den naam van Indianen gegeven wordt, maar die in later tijd meestal en niet onwaarschijnlijk ten onrechte met de Caraïben der noordelijke Antillen vereenzelvigd worden. Terwijl op Curaçao en Bonaire slechts op enkele plaatsen sporen van de oude Indianen zijn overge bleven, vindt men dezen op Aruba bij menigte Wat den aard dier gedenkstukken betreft, zijn het eerstens grafmuren, sommigen tot bijna l½ M, hoogte, van gebakken klei, waarin het lijk van den Indiaan, in gehurkte houding zittend werd bijgezetGa naar voetnoot1). Verder, behalve de reeds genoemde steenen bijlen, hamers en beitels, vindt men op ongeveer 30 verschillende, vèr uit elkander liggende plaatsen een overgroote menigte opschriften en teekeningen langs de wanden en tegen de gewelven van grotten, onder uitgeholde, ontzaggelijke graniet- (dioriet, syeniet) blokken en tegen rotswanden, ongeveer van denzelfden raadselachtigen vorm, doch in grooter verscheidenheid dan de hieroglyphen van Bonaire, in het Bonaire-nummer van Neerlandia (December 1907) in teekening gebrachtGa naar voetnoot2). Voor zoover den tijd betreft nà de ontdekking onder het Spaansch Bestuur en na 1634 onder Hollandsch gezag heeft Aruba nog minder dan Bonaire, een eigen zelfstandige geschiedenis De grootere afstand van 15 geogr. mijlen van Curaçao, de sterke stroom tusschen de Venezolaansche kust en het eiland,
Foto
3. Lichttoren ‘Willem III’, Fort en gouvernementskantoor. Soublette en Zoon. | |
[pagina 268]
| |
het eindeloos oplaveeren tegen den hevigen Noord-Oostpassaatwind, in een tijd, toen de zee rondom deze eilanden dikwijls door kapers werd doorkruist, maakte een spoedig en geregeld verkeer met Curaçao hoogst moeielijk voor de zeilvaart. Bovendien leverde het eiland niet veel belangrijks op, zoodat reeds van den eersten tijd van de West-Indische Compagnie Aruba vrij wel aan zijn eigen lot werd overgelaten. Daaraan evenwel dankt het, dat hier het zuiver Indiaansche type minder onder de tegenwoordige bevolking verbasterd is dan op de andere eilanden Immers bij de verovering door de Hollanders in 1634 werd, met uitzondering van enkele gezinnen, de geheele Indiaansche bevolking van Curaçao, als onbe trouwbaar en verdacht met de Spanjaarden te heulen naar Coro aan de tegenover gelegen vaste kust overgebracht. Later, toen Curaçao de groote slavenmarkt werd van geheel West-Indië, kwamen de zwarten van Afrika's Westkust hun plaats innemen en werden de stamouders der tegenwoordige gekleurde bevolking onzer kolonie. Bonaire schijnt, ook vóór de komst der Hollanders, slechts weinig bevolkt te zijn geweest. En die weinigen losten zich spoedig op en vermengden zich met de slaven, die de Compagnie er in groote menigte heenzond voor den arbeid inde zoutpannen, voor houtkap, verzorging van het vee enz. Op Aruba echter werden geen Afrikaansche slaven ingevoerd. Alleen bij uitzondering werd aan particulier ren toegestaan er zich te vestigen om handel te drijven. Een Commandeur stond aan het hoofd der bewoners in naam van de Compagnie. Aan ieder was een klein stukje grond afgestaan voor hun onderhoud, waarop zij ook eenig vee mochten houden. In vergoeding daarvoor waren zij gehouden hun diensten aan de Compagnie te verleenen voor het kappen van hout en het opvangen van vee. De voordeelen, die het Bestuur trok van Aruba, bestonden hoofdzakelijk in een jaarlijksche schatting van huiden, vee en gezouten geitenvleesch. Deze afzondering en verwaarloozing leidde er mede van zelf toe, dat Aruba feitelijk steeds meer gemeenschap onderhield met de vaste kust, vooral met het op slechts 4 geogr. mijlen gelegen schiereiland Paraguanâ, dan met het moedereiland Curaçao. Ook de kerkelijke geschiedenis van het eiland draagt hiervan de duidelijkste sporen. Vandaar ook dat op Aruba het Spaansch element over het algemeen taal en zeden der bevolking veel sterker beïnvloedde dan op Bonaire. Tot het einde der XVIIIe eeuw was de zetel van het Bestuur des eilands gevestigd Oostelijk aan de Zuidzijde aan de Commandeursbaai, maar werd, sinds Gouverneur Lauffer in 1796 de meer Westelijke Paardenbaai met een klein fort versterkt had, daarheen overgebracht. De hoofdplaats Oranjestad, die sedert dien tijd tot wording en weldra tot grootere uitbreiding kwam, draagt eerst sinds ongeveer 1830 dien naam, ter herinnering aan ons vorstenhuis. Merkwaardige geschiedkundige gebeurtenissen vielen er op Aruba niet voor. Slechts éénmaal vond ik van een klein heldenfeit gewag gemaakt. Dat was in Augustus 1799. Commandeur Specht met slechts weinige manschappen wist in dat nieuwe fort het eiland zoo kranig tegen een nachtelijken aanval van een Engelsch fregat onder Hamelton te verdedigen, dat het met achterlating van eenige doeden de wijk moest nemen. Toch was dat fregat sterk genoeg om 4 dagen later op de reede van Puerto Cabello een Spaansch oorlogschip met 400 matrozen te overmeesteren. In het begin der vorige eeuw, tijdens den onafhankelijkheidsoorlog tegen Spanje, was Aruba langen tijd de bevoorrechte wijkplaats der kustbewoners, beurtelings koningsgezinden of opstandelingen, naar gelang wie het laatst de nederlaag geleden had. Ook het hoofd en aanvoerder der laatsten, Generaal Miranda, vertoefde er als vluchteling, maar was zoo aanmatigend zich toen bij proclamatie van het eiland meester te maken, waaraan echter spoedig door zijn vertrek een einde kwam. Van dien tijd dagteekenen op Aruba de huizen met die typische witte daken, ‘torto’ genaamd, eerst door de Spaansche vluchtelingen, later ook door de inwoners zelf vervaardigd. Nergens anders in onze kolonie worden woningen met dergelijke daken aangetroffen. Het vinden van eenige goudklompjes in 1824 bracht plotseling Aruba in opspraak. Slechts enkele gelukkigen en alléén in de eerste jaren zagen hun moeiten rijkelijk beloond. Voor de elkander opvolgende Maatschappijen waren deze goudmijnen steeds een finantieele mislukking. Op meer bescheiden voet geëxploiteerd gaat de onderneming in den laatsten tijd met meer hoop de toekomst tegemoet. Betere resultaten gaf het ontdekken van phosphaat op Cerro Colorado aan den Zuid-Oostelijken hoek van het eiland. Het hoofdvoordeel, dat Aruba zelf van het delven dezer beide mineralen genoot, was, dat jaren lang tal van arbeiders in deze mijnen geregeld werk vonden en er dientengevolge hier veel minder armoede geleden werd dan op Curaçao en Bonaire. P.A. EUWENS, O.P., Pastoor. |
|