Neerlandia. Jaargang 15
(1911)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 226]
| |
Nederland op de tentoonstelling te Roubaix.Delftsch aardewerk.
In het vorig nr. van Neerlandia werd toezegging gedaan van enkele mededeelingen nopens Nederland's deelname aan bovengenoemde tentoonstelling. Deze deelname nu mag in menig opzicht een welslagen genoemd worden. Maar, wij moeten elkaâr goed verstaan. Voor hen, voor wie slagen van het meêdoen aan een tentoonstelling enkel en alleen bepaald wordt door het aantal handelsbetrekkingen dat men er aanknoopte en de sommen gelds, die men er verdiende,... voor hen, vrees ik, dat dit ‘slagen’ niet bijster meêgevallen zal zijn. Edoch - uit dát oogpunt wil ik de zaak ook heelemaal niet hebben bezien. En naar 't mij vóórkomt, heeft de gedachte daaraan ook gansch niet bij de Nederl. Commissie voor deze tentoonstelling vóórgezeten. Immers men wist niet alleen vooruit, dat er hier geld, véél geld bij zou moeten. Te meer immers, daar de Regeeringssubsidie geen gróót bedrag uitmaakt. Doch men kon ook haast wel op z'n vingers uitrekenen, dat 't hier vooral gelden zou: ‘met goed geld naar kwaad geld gooien’. Dank zij de buitensporig hóóge ‘beschermende’ rechten, die Frankrijk aan zijn grenzen heft. En ondanks deze wetenschap heeft genoemde Commissie tòch niet geaarzeld tot deelname aan de intern. tentoonstelling van Noord-Frankrijk te Roubaix op te wekken en aan te sporen. De Commissie, welker leden voor het grootste gedeelte tevens ‘inzenders’ en ‘deelhebbers’ in de onkosten zijn... Zie, dat feit op zich zelf verdient reeds een woord van warme hulde; en mag hier wel eens uitdrukkelijk worden genoemd. Want, m.a.w., het ging bij deze heeren dus niet in de eerste plaats om eigen belangen, maar om Nederland, om Holland's naam, om Holland's roem, om Holland's eer. Vóór alles wilde men te dezer tentoonstelling eens voor den dag komen met al dátgene, waarin ook op 't gebied van kunst, handel en nijverheid een klein land waarlijk groot kan zijn en een klein volk waarlijk uitmunten mag. En nog eens, dat is wónderwel gelukt. En zóó beschouwd, is inderdaad Neêrland's deelname een heerlijk welslagen; en zál 't dat blijven. En - ging 't daar feitelijk niet om? Inderdaad voor menigeen, hier in den vreemde, is de Nederl. afdeeling in het Nederlandsche Paviljoen, zijn de inzendingen uit Nederland als een openbaring geweest... Van la Hollande had men zóó iets nièt verwacht en nièt gedacht... Hetgeen trouwens wel 't àllersprekendst ook blijkt uit het groot aantal hóóge onderscheidingen dat aan het betrekkelijk geringe aantal Nederl. inzendingen ten deel is gevallen. Vijf hoogste prijzen, zes eere diploma's en nog minstens zes onderscheidingenGa naar voetnoot*), naar ik meen, in zilver of goud. En toegekend, zóówel op 't gebied van onze technische als op dat van onze kunstnijverheid. De namen onzer Nederl. inzenders en bekroonden | |
[pagina 227]
| |
heeft men elders kunnen lezen; ik geef hier trouwens ook geen ‘verslag’; slechts enkele indrukken, en zonder kritiek... Welbeschouwd is er in dezen voor kritiek ook geen recht. Eenvoudig, omdat we hier te doen hebben in hoofdzaak met een werk van groote toewijding en van groote opoffering van de zijde der meesten, die het tot stand hielpen brengen. * * *
Evenwel, enkele namen kunnen niet onvermeld blijven. Eere, wien eere toekomt. En dan denk ik allereerst aan onzen Regeeringscommissaris te dezer tentoonstelling: Mr. A.J.E.A. Bik; voorzitter tevens der Nederl. Commissie en daarin de ziel en de kracht. Mr. Bik - het zij mij veroorloofd dit hier uit te spreken - heeft niet alleen de Nederl. Regeering op een waardige en merkwaardige wijze te Roubaix vertegenwoordigd, maar ook geen moeite en opoffering te groot geacht om ons land hier ‘op z'n best’ te dienen en te doen kennen; daarin ijverig terzijde gestaan door den algem. secretaris der Commissie, den heer K.F. Katz. Waarlijk, deze heeren, ze hebben hun ambt niet opgevat als een eeretaak, maar als een arbeidstaak - voor en na. En desgelijks de heer C. van den Bergh, den onvermoeiden directeur van het bureau voor handelsinlichtingen, dat in het Nederl. Paviljoen op zeer uitgebreide schaal ingericht is. Aangaande toch niet minder dan een 100-tal der meest bekende handelshuizen en firma's op allerlei gebied, zijn door middel van catalogi, inlichtingen enz. te verkrijgen zóódra en zóóveel men maar wenscht. Voorts vindt men op de gezellige leestafel in genoemd Paviljoen, allerlei belangrijke lectuur liggen, die den belangstellenden lezer nauwkeurig inlichting geeft omtrent ons land en ons volk, zijn zeden en wetten, zijn koloniën en voortbrengselen, zijn sociale en hygienische voorzorgsmaatregelen - en wat dies meer zij. Natuurlijk, alles in de Fransche taal; voor dit doel òf oorspronkelijk geschreven òf opzettelijk vertaald. En in dezen was de heer v.d. B. voortdurend velen tot een voorkomenden en voortreflijken gids. Zoodat ik maar zeggen wil: wat al arbeid! En met name twee werken onder al die leesstof trekken nog al merkbaar de aandacht. T.w. het bekende werk over onze Sociale wetgeving van de hand des heeren Van IJsselstein, Directeur-Generaal van den Arbeid en een ander uitnemend boekske, getiteld: ‘Quelques notes concernant les Indes Neêrlandaises et ses prodruits, receuillis pour la Commission Hollandaise par K.H.H. van Bennekom (J.H. de Bussy - Amsterdam). En 't is alles zoo keurig-netjes en zoo kraak-zindelijkGa naar voetnoot*) en zoo prachtig verlucht uitgegeven! Vooral ook den onlangs verschenenNederlandsch Paviljoen op de tentoonstelling te Roubaix.
| |
[pagina 228]
| |
geïllustreerden katalogus van Nederland, waarin de foto's ieders bewondering wekken. Inderdaad, een natonale uitgave: een stukje tentoonstelling op zich zelf, waarop we als Nederlanders trotsch mogen zijn. * * *
Tot grootere bekendmaking van Nederland hebben ook de tijdelijke tentoonstellingen in het Nederl. Paviljoen meegewerkt: van Poppen bijv., in nationale kleederdracht, die gretig van de hand gingen; van meubelen bijv. in zuiver Hollandschen stijl, die zeer geroemd worden. Ik zag juist dezer dagen te Roubaix voor 't eerst een stel meubelen in de uitstalling van een meubelwinkel met deze aankondiging er op: ‘Style Hollandais’. Maar vooral opmerkelijk was de tentoonstelling van schilderijen onzer hedendaagsche meesters. Zóó is dus Nederland niet alleen in woord en niet alleen in beeld maar ook in kleuren, eigen frissche,Mr. A.J.E.A. BIK,
Commissaris-Generaal van de Nederlandsche afdeeling der Tentoonstelling te Roubaix. sprekende kleuren, nader gebracht tot hen, die er geen of een glad verkeerden indruk van hadden.
* * *
Doch waar ik nu getracht heb van Nederland ter tentoonstelling te Roubaix U eenige losse indrukken vluchtig te schetsen, daar moet ik nog één ding noemen, dat op mij en zeker ook op anderen, een diepen en blijvenden indruk heeft gemaakt. Namelijk het gebouw der Nederl. afdeeling zelve, opgericht en ingericht door den bekenden bouwmeester Mutters te Den Haag. Geheel gebouwd in Oud-Hollandschen renaissance stijl; die stijl in alle, zèlfs de kleinste onderdeelen doorgevoerd; die stijl volgehouden van buiten en van binnen; van den nok tot den vloer met zuiver historische konsekwentie... vormt het als een stukje tentoonstelling op zich zelf en een schitterend bewijs van Nederlands kennen en kunnen op o zoo treffende wijze. Wanneer men dezen bouw ziet, wanneer men dit gebouw binnentreedt, ondergaat men inderdaad 'n ‘emotie’! Het spreekt! Het heeft iets te zeggen! Het vertolkt een denkbeeld, 'n gedachte! Het is... Geen wonder dan ook, dat er voor dit merkwaardige tentoonstellingsgebouw koopgrage liefhebbers zijn. Meer dan één zelfs. Let wel: niet voor de afbraak, maar voor 't gebouw. En ik hoorde vertellen, dat het waarschijnlijk straks ergens in Parijs zijn vaste standplaats zal krijgen. Een monument van Hollandsche bouwkunst in 't kunstrijk Parijs! Doch hoe dit zij - de naam van Nederland en de Nederl. bouwkunst is te Roubaix ook door dit Paviljoen weer hóóggehouden en met eere genoemd. En dat zal voor den bouwmeester zelf wel de hoogste onderscheiding zijn, die hem te beurt vallen kon.
* * * En nu ten besluite. Er zijn immer en overal ontevreden en onvoldane menschen, zèlfs op een tentoonstelling... Maar toch meen ik niet zonder grond en reden te mogen zeggen, dat Nederland als natie voldaan en tevreden mag zijn over de verkregen resultaten harer deelname aan de tentoonstelling van Noord-Frankrijk. Niet alleen toch dat die deelname door het uitvoerend Comité dezer expositie zéér op prijs gesteld en zulks méérmalen uitgesproken werd... Niet slechts, dat aard en aantal der aan Nederl. inzendingen toegekende bekroningen (zie boven) in één woord schitterend mag heeten en verrassend... Niet maar, dat President Fallières, nauwelijks zelf van zijn triomftocht in Nederland teruggekeerd, bij zijn bezoek aan de tentoonstelling te Roubaix opvallend bizondere belangstelling en betrekkelijk bizonder veel tijd aan de Nederl. afdeeling wijdde... Doch 't blijkt dat er door genoemde deelname, althans tusschen Noord-Frankrijk en Noord-Nederland een betrekking is ontstaan waarvan te voren geen sprake kon zijn. Eene betrekking, die zij 't al niet terstond, dan straks haar vruchten zeker zal dragen, en onzen handel ten goede komen, allen pessimisten ten spijt. Wie 't niet kàn gelooven wachte en vergelijke, als we een paar jaar verder zijn, op dit punt de ‘statistieken’ maar eens. Immers 't is van ouds zóó geweest: waar Nederland waagt, daar Nederland wint... Roubaix, Sept. 1911. F.B. |
|