Briefwisseling tusschen Indische en Hollandsche jongelui.
Zoo men zich zal herinneren heeft eenige maanden geleden in Neerlandia een oproeping gestaan voor Hollandsche jongelui, welke zich beschikbaar wilden stellen om met Indische jongelui in geregelde briefwisseling te treden.
Gelukkig kan gezegd worden, dat de oproeping succes heeft gehad, want een aantal jonge Nederlanders meldden zich aan en schrijven sedert geregeld aan de Indische liefhebbers, die op hun beurt daarop antwoorden.
Toch schijnt in Indië de liefhebberij hiervoor grooter dan in ons land, althans telken male komen aanvragen uit Indië om meer adressen, die, jammer genoeg, niet kunnen worden verschaft, door gebrek aan Hollandsche deelnemers.
Jammer is dit zeker, ten eerste omdat de Indiërs, die geen adressen kunnen krijgen, in hun streven worden tegengehouden, ten tweede ook is het te betreuren, dat niet veel meer Nederlandsche jongelui aan dit voor hen zelven eveneens zoo nuttige werk willen meedoen.
Inderdaad nuttig is de briefwisseling, want daardoor toch komen wij, Nederlanders, meer en beter op de hoogte van de Indische toestanden en gewoonten, terwijl de Indiërs uit onze brieven onze levenswijze en toestanden beter leeren kennen.
Ik kan derhalve de jongelui, die zich nog niet aanmeldden om aan de briefwisseling deel te nemen, ten zeerste aanbevelen, dit alsnog te doen.
Sassenheim.
GERARD C. KORNMANN,
Lid van het A.N.V., Afd. Haarlem.
* * *
Toen ik een paar jaar geleden tot de vertegenwoordiger van Groep Ned. Indië te 's-Gravenhage een verzoekschrift richtte ten einde de toestemming te verkrijgen om de indiese jongelieden aan te sporen, in korrespondentie te treden met de hollandse jongelui, was ik er reeds zeker van, dat het aantal liefhebbers in Indië groot zou zijn, al moest ik bekennen, dat de nederlandssprekende inlanders nog heel weinig waren.
Sinds enige tijd is de briefwisseling aan de gang en nu is gebleken, dat uit Indië veel te veel aanvragen zijn ingekomen zoowel aan het adres van de heer Rompel als aan dat van de ondergeteekende.
Een tiental adressen, welke door mij naar Indië zijn gezonden aan de heer Achmad, leerling aan de S.t.o.v.i.a., die de taak op zich genomen heeft ze weer onder de indiese briefwisselaars (sters) te verdelen, schijnt lang niet voldoende te zijn; altans hij klaagde daarover en meldde mij in zijn brief, dat hij nu in angst zat, daar hij binnenkort, zonder twijfel met vragen (om hollandse adressen) overladen zou worden.
‘Verschillende collega's, - aldus luidt verder die brief - ‘die zich in de vacantie naar alle vier windstreken zullen verspreiden, besluiten alle Nederlandschsprekende inlanders over te halen tot het deelnemen aan de briefwisseling.’
We kunnen dan vooruit zeggen, dat 't aantal ind. briefwisselaars van lieverlede in hoge mate zal toenemen.
Maar ook de hollandse jongelui moeten meewerken. We hopen dan, dat binnenkort vele liefhebbers zich willen aanmelden, want daardoor verricht Nederland - ten opzichte van de Archipel en zijn inwoners - niet alleen een nuttig, maar ook een dankbaar werk.
Hoogachtend,
Wageningen, Sept. 1911.
S.M. LATIF.