Noord-Nederland
Consul Knobel ter eere.
Zaterdagmiddag den 10en Juni boden de Hoofdbesturen van de Ned. Z. Afr. Vereeniging en het A.N.V. den heer F.M. Knobel, Consul-Generaal der Nederlanden te Pretoria, en mevrouw Knobel in het Hotel de Wittebrug te 's-Gravenhage een noenmaal aan om hen te eeren voor al hetgeen zij in het belang der betrekkingen tusschen Nederland en Zuid-Afrika hadden gedaan. Behalve Hoofdbestuurderen, van wie enkele met hun dames, zaten ook vele afgevaardigden der afdeelingen van beide vereenigingen aan.
Den eersten dronk bracht de heer G.A.A. Middelberg, voorzitter van de N.Z.A.V. uit. Hij huldigde den heer en mevrouw Knobel voor het schitterende werk, dat zij in Zuid-Afrika reeds hadden verricht in een zoo gewichtig tijdperk der Z.-Afr. geschiedenis, terwijl Dr. Kiewiet de Jonge, onze algemeene voorzitter, in het bijzonder mevrouw Knobel eerde voor de wijze, waarop zij haar man bij zijn taak ter zijde staat.
Dr. H. Blink sprak als voorzitter der Afd. 's Gravenhage van de N.Z.A.V. en namens de Ned. Ver. voor Economische Geografie. Hij roemde de voortreffelijke consulaire verslagen van den heer Knobel.
De heer E. Bruchner dankte als voorzitter van de Z.-Afr. Voorschotkas, den gast voor het vele dat hij ten behoeve dezer instelling had gedaan.
Prof. Pont, secretaris van het Studiefonds voor Z.-Afr. Studenten, verzocht den heer Knobel de jongelui in Z.-Afrika aan te zetten om in Holland te komen studeeren.
Nadat nog andere sprekers het woord hadden ge voerd, stond de heer Knobel op om in een geestdriftige rede namens mevr. Knobel en zich zelf dank te zeggen. ‘Wij hebben gestreefd naar een schoon ideaal in Zuid-Afrika’, zoo zeide hij, ‘en van dit streven hebben wij veel voldoening gehad.’ Het was een voorrecht Nederland in den vreemde te vertegenwoor digen en hij hoopte dit nog vele jaren te zullen doen. Zuid-Afrika was spreker en zijn vrouw lief geworden om vele redenen, vooral ook om de vriendschap en liefde ondervonden. ‘De eerste onaangenaamheid van Afrikaansche zijde moet ons nog worden aangedaan’, verzekerde hij en wees dan in een geestige vergelijking op de taak, die wij Nederlanders te vervullen hebben. Wij moeten niet alleen denken aan ons zelf, ons eigen groot gezin, maar ook aan onze neven en nichten. De getalsterkte der Hollandsch-sprekenden over heel de wereld beteekent niet veel; maar onze kracht ligt ook niet in cijfers, doch in de hoedanigheid, en hij vraagt: als Duitschland of Amerika eens zes miljoen zielen telden, zouden zij dan doen wat wij doen? Hij wekte ons op geloof in ons zelf te hebben.
Steunt eigen handel en nijverheid!