Neerlandia. Jaargang 15
(1911)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdThe Leeuwin.Een beetje vreemd, dat Nederlandsch zelfstandig naamwoord met het Engelsch lidwoord. En toch is er voor ons, Nederlanders, iets aardigs aan verbonden. Het toont, hoe men in West-Australië, welks kustenlijnen voor een goed deel, en hoogstwaarschijnlijk van alle Europeanen het eerst, door Nederlanders zijn ontdekt geworden, eere geeft aan wie eere toekomt. Men zond mij onlangs uit Perth, de hoofdstad van West-Australië, het eerste nummer (October 1910) van het eerste in die Britsche kolonie verschenen maandschrift. En aan dat maandschrift heeft men gegeven een Nederlandschen naam, zij het dan met een Engelsch lidwoord. Die naam in een voor hen vreemde taal is trouwens den Westraliërs zeer goed bekend, als zij tenminste iets van de aardrijkskunde van hun land weten. Immers, zijn uiterste Zuidwestpunt draagt nog steeds den naam Cape Leeuwin, naar het Nederlandsche schip de Leeuwin, dat in Maart 1622 dit brok Australië het eerst heeft ‘beseylt’. Omtrent de reis van dezen bodem weien wij weinig of niets. Op een zeer belangwekkende ‘Caert van 't Landt van d'Eendracht uyt de Journalen ende afteykeningen der stierluyden t'samengestelt, Ao. 1627, By Hessel Gerritsz.’Ga naar voetnoot1) wordt daarvan (voor het eerst, voorzoover wij weten) melding gemaakt en uitdrukkelijk wordt dit feit geplaatst in de maand Maart 1622. Afgescheiden nog van de groote nauwkeurigheid, waarmede Hessel Gerritsz. zijne kaarten bewerkte, is er nog eene andere reden, waarom men gerust geloof kan hechten aan deze dateering. Immers den 13 Mei 1622 kwam dit schip uit Nederland te Batavia aan na een lange reis, den 20 April 1621 begonnen. Buitendien: in de instructie aan Abel Janszoon Tasman meêgegeven voor zijn ontdekkingstocht van 1644 wordt óók door Gouverneur-Generaal en Raden van Nederlandsch Indië gezegd, dat de Leeuwin in 1622 een deel der ‘Westcuste van het groote onbekende Zuytlant’ had verkend. De kaart van Gerritsz. vertelt ons verder iets van het uitzicht van de kust, zooals die zich aan de schepelingen van de Leeuwin opdeed: ‘Duynich landt boven met boomen ende boscage. Laegh gelijck verdroncken landt. Laegh duinich landt.’ Dit is alles, maar genoeg voor het bewijs, dat de Zuidwesthoek van West-Australië genoemd is naar een Nederlandsch schip, zooals zoovele andere plaatsnamen langs Australië's Westkust van Nederlandschen oorsprong zijnGa naar voetnoot1). Dat die Nederlandsche namen nòg steeds op de kaarten, ook zooals die in Perth worden uitgegeven, voorkomen, bewijst, dat zij daar volkomen ‘burgerrecht’ hebben gekregen. Te opmerkelijker, omdat het jaar 1697 het laatste is, waarin Nederlandsche ontdekkingen aan die kust zijn te boekstavenGa naar voetnoot2), vóórdat andere natiën (Engelschen en Franschen) daarbij gaan meêspreken. Dat die namen met Nederlandschen klank gebleven zijn, is zonder twijfel voor een deel te danken aan de veelszins uitnemende kaarten, in de 17e en 18e eeuw in Nederland geteekend en uitgegeven, en die tot grondslag hebben gediend ook voor Engelsche en Fransche kaarten; maar voor een deel ook aan de piëteit van de Europeesche kolonisten op de Westkust, van grootendeels Engelschen bloede. Die piëteit spreekt ook uit den titel van het eerste maandschrift uit Perth, aan het hoofd van dit opstel geplaatst. Ook uit het ‘Foreword’, waarin ‘the old ship’ wordt herdacht door Walter James en in het eerste proza-artikel, waarin de den Nederlanders welbekende W. Siebenhaar een aardig gefantaseerd schetsje geeft van de ontdekking van Kaap Leeuwin, zooals die had kunnen plaats vinden. Over 't geheel ziet het tijdschrift er vriendelijk en keurig uit, evenals de twee types of fair Westraliennes, die inderdaad ‘fair’ zijn. | |
[pagina 52]
| |
Met Walter James wenschen wij ‘the new “Leeuwin”’ toe: ‘smooth seas, favoring winds and cargoes so rich that month by month we shall cheer her arrival with ever increasing reason.’ Leiden. J.E. HEERES. |
|