Daar bereiken ons de eerste nummers van een nieuw blad: De Padvinder, het orgaan van de beweging der Jonge Verkenners. Oorspronkelijk ontstaan in Engeland (Boy-Scouts), is die beweging naar het vaste land overgeslagen en heeft zich uitgebreid tot verschillende landen van de beschaafde wereld; zij zal nu ook in Nederland algemeen worden en zich aansluiten in de richting van onze nationale herleving.
Zij zal bijdragen onze jongens tot trouwe, welwillende, hulpvaardige, moedige, opgewekte, beleefde, ridderlijke en spaarzame menschen te vormen, wat de eischen zijn voor toekomstige mannen van karakter, voor onze herleving onmisbaar.
Daar zijn leiders voor noodig; Dr. Lingbeek (Riouwstraat 7, Den Haag), de heeren Van Hoytema en De Voogt hebben den stoot gegeven, eene Centrale Commissie is gevormd, plaatselijke afdeelingen zijn in wording en... de jongens stroomen toe, wat de hoofdzaak is. Wat zullen we spoedig er aan wennen, hen in hun kenbaar werkpakje te zien in onze straten en daarbuiten; wat zullen we al gauw naar hen omzien, wanneer we een vlugge hand, een sterken greep, een jongen borst noodig hebben om hulp te verleenen aan mensch of dier in nood. Want op wien kan je beter en veiliger rekenen dan op ronde, trouwhartige, ridderlijke jongens van Jan de Witt? We zullen er nooit een vergeefsch beroep op doen.
Hunne leuzen zullen zijn:
‘Houdt Uwe beloften, kijkt uit Uwe oogen, gebruikt Uw verstand, houdt U gereed.’
De Padvinderswet kent negen artikelen:
1. | Het woord van een Padvinder is altijd te vertrouwen. |
2. | Een Padvinder is trouw aan Koningin, Vaderland, ouders, vrienden, meerderen en ondergeschikten. |
3. | Hij heeft tot plicht, anderen te helpen en voor anderen nuttig te zijn. |
4. | Hij is een vriend voor allen en een broeder voor alle P.V., tot welken stand ook behoorende. |
5. | Hij is altijd beleefd en ridderlijk. |
6. | Een dierenvriend. Zonder overdrijving. |
7. | Hij is gehoorzaam aan zijn leiders en volvoert alle bevelen zonder morren. |
8. | Hij is altijd opgewekt en goedlachs. |
9. | Hij is spaarzaam. |
Dat zullen dan jongens worden, die geen dag laten voorbijgaan zonder een goede daad of een welwillende handeling, wat ons een waarborg wordt tegen de hooghartige stuursche stugheid van verwaande gekjes of malle pedantjes, die als paddestoelen opdoken!
O, er is veel goeds in die beweging.
Alleen, zij mag niet aanstellerig worden aangevat met tentoonstelling van veel moois (en ijdels) achter winkelramen; er mogen geen opgeschroefde verhalen over geschreven worden; zij mag geen brave Hendrikken vormen en de valsche broeders moeten met snelheid uitgeworpen worden.
Weinig inmenging van boven af, de innerlijke kracht moet van onder komen; jongens moeten jongens blijven en alle gewilde op den voorgrondstellerij in 't gezin, op straat en buiten moet met energie onderdrukt worden.
Zóó verwachten wij wonderen van het jonge geslacht, dat onze herleving te hulp komt en dankbaar zullen we die jongenshand drukken, die gereed was om te helpen, wie zwak of hulpbehoevend zijn, en waarvan de eigenaar ons hart dus stormenderhand veroverde.
J.M. VAN HOOGSTRATEN.
Dordrecht, Febr. 1911.