Taal- en Toonkunst.
Hooggeachte heer Hoofdredacteur,
Van de gelegenheid die Gij mij aanbiedt om, naar aanleiding van de zéér enkele aanvallen op mijn artikel: Taal- en Toonkunst, eenige woorden te zeggen, maak ik gaarne gebruik.
De Redactie van het Weekblad voor de Vrijzinnige Hervormden geloove dat ik geen oogenblik aan godsdienst - als verheven boven mijn onderwerp - heb gedacht.
Dat mijn artikel hier en daar wat àl te forsch is is uitgevallen erken ik; óók en vooral dat ik mij niet juist uitdrukte toen ik de ‘kunst’ het ‘eenige’ middel noemde om zedelijke kracht te voeden.
Een en ander is waarschijnlijk het gevolg van mijn gebrek aan bedrevenheid in het schrijven van voor de openbaarheid bestemde artikelen.
Minder gemakkelijk is het den schrijver van de Muzikale Kroniek - Alg. Handelsblad van 26 November l.l. - in het kort te woord te staan.
Mij voor ditmaal bepalende tot wat onmiddellijk op mijn artikel betrekking heeft, heb ik hem het volgende te zeggen:
Mevrouw Culp en mejuffrouw Verbena heb ik niet bedoeld.
‘Drei Schüsse’ heb ik op Duitschen tekst gecomponeerd.
Zonder ‘ergernis’ zal óók ik de Duitsche poëzie aanhooren, waarop Jan van Gilse muziek heeft gezet.
Daar geniale mannen veelal de geestesrichting hunner Moeder volgen, is Van Gilse's kunstopvatting en -richting mij niet alleen begrijpelijk maar óók sympathiek.
Den zéér velen die mij schriftelijk of mondeling van hunne instemming deden blijken, betuig ik mijn hartelijken dank; niet het minst de Redactie van Neerlandia, voor de mij verleende plaatsruimte.
Geloof mij met de meeste hoogachting en erkentelijkheid,
Uw dw.,
BERNARD ZWEERS.
Amsterdam, Dec. 1910.