Grooten Mogol: van Soeratte uit en langs den Ganges. Verder zijn door kleuren, jaartallen en vlaggenrichting de noodige gegevens aangebracht omtrent groepeer ing en bezet gebied.
4o. Achter-Indië.
Arakan en Pegoe behoorden tot het gebied Masoelipatám.
Cambodja. De factorij is aangegeven met jaartal. Ook de tocht van Gerard van Wusthof in 1644 naar het land van Louwen (Laos) is opgenomen.
Oostkust. Zoo onbeduidend dit terrein voor den handel was, zoo lastig was het voor de karteering. Van de op te nemen factorijen Chean, Quinam en Cescho was alleen de laatste op oudere kaarten te vinden. Quinam, heb ik na vergelijking van verschillende gegevens in Z.-O. Tonkin aan den Z.-arm der rivier genoteerd. Voor Chean (op den atlas van Mees in Cochin-China), heb ik genomen Hean. Een plaatsnaam, die fonetisch ook maar eenigszins op Chean gelijkt, vond ik op geene der door mij gebruikte 18e eeuwsche kaarten. Hean = Hanoi in Tonkin, dus tusschen mijn Quinam en Cescho.
Prof. Mr. J.E. Heeres schrijft me evenwel, dat hij dit laatste betwijfelt, en dat met Quinam doorgaans Cochin-China bedoeld werd. Hier dient dus op de kaart een vraagteeken geplaatst te worden achter die namen.
5o. Oost-Azië.
Formosa. Jaartallen zijn aangegeven; de voornaamste Nederlandsche namen eveneens.
China. De tocht van De Goyer en Keizer en later die van Pieter van Hoorn zijn opgenomen.
Korea, Quelpaard. Hier is voor ons alleen van belang de gevangenschap en het rondtrekken van Hendrik Hamel.
Japan. Opgenomen zijn de twee factorijen Firando en Decima met jaartallen. Verder is de tocht van Ranst naar het keizerlijk hof ingeteekend als type mede voor andere. De straat van Shimonoseki (= Straat v.d. Capellen) is met 't jaartal opgenomen, toen die straat door de mogendheden geforceerd werd, waarbij de Nederlanders den voortocht uitmaakten.
Philippijnen. De buitenrand draagt overal de sporen van Nederlandsche bezoeken: legio is het aantal, vaak zeer karakteristieke namen van Hollandschen oorsprong. (Zie vooral de route van Olivier van Noort).
6o. Oost-Indië. Dit is het zwakste punt der kaart. De redenen, waarom dit deel zoo betrekkelijk stiefmoederlijk behandeld is, liggen in gebrek aan ruimte, nauwkeurig materiaal en de noodzakelijkheid de groep toch te laten spreken. Enkele punten, als Joartan en Lubock (op tegenwoordige kaarten niet meer te vinden), heb ik opgenomen. Verder zijn eenige der voornaamste ontdekkers op het land aangegeven: Nieuwenhuis, Moolengraaff, Lorentz. Het jaartal 1910 bij den laatsten naam moet zijn 1909. Een afzonderlijke, zeer ruime kaart zou noodig geweest zijn om alles op te nemen!
7o. Reizen.
a. Handelsbetrekkingen.
Vooreerst komt hier de reis naar Oost-Indië. Ik nam de route van Houtman niet, maar die van Jacob van Neck, omdat diens vloot een groot deel van onze Oost aandeed, tot China toe en Achter-Indië. Bij deze handelstochten behooren eigenlijk ook die van Reynst en Pieter van den Broecke, reeds vroeger genoemd. Verder werd door koopvaarders de Westkust van Australië voor een groot deel ontdekt. Ze waren met de Westewind-drift te ver naar het O. gekomen en ontdekten zoo bij toeval land. Dat werd nog in de hand gewerkt, doordat men de ligging van Batavia bijna 2½ graad te ver naar het Oosten aannam, zoodat de schepen ook te ver naar het O. voeren, vóór ze den steven naar het N wendden.
b. Afbreuk aan den vijand.
Hieronder vallen de tochten van Olivier van Noort, v. Spilbergen en de Nassausche vloot, die alle door de Straat van Magellanes gingen.
c. Eigenlijke ontdekkers.
Hier zijn, zoo nauwkeurig dit met de gegevens le doen was, aangegeven de tochten van (De) Vries; Quast en Tasman; twee tochten van Tasman alleen, de eerste, groote, waarop Tasmanië en Nieuw-Zeeland ontdekt werden, de tweede langs den Noordkant van Nieuw-Holland; verder tochten ter verkenning van genoemde kust door Carstensz, Maarten van Delft, Van der Wall, enz.
De tocht om Kaap Hoorn (het wriemelt daar in de buurt van Nederlandsche namen!) van Schouten en Le Maire, en die van Jacob Roggeveen zijn niet vergeten. Omtrent Dirk Gerritsz. van China van Enkhuizen, die eigenlijk de eerste ontdekker van het Zuidpoolvastland zou zijn geweest (1599), kon ik na de scheiding van Sebald de Weert weinig vinden. Alleen ontving Olivier van Noort, toen hij Chili aandeed, een brief van hem, waarin evenwel bij mijn weten niets omtrent dit merkwaardige punt vermeld slaat. Bestaat dat schrijven nog? Of een volledige kopie? Staan er ook datums in genoemd omtrent gevangenneming door de Spanjaarden, of anderszins? Mogelijk blijft de ontdekking zeker, al mag men ook twijfelen.
Over de ontdekkings-tochten nog een kort woord. Waar de routes van Olivier van Noort, Joris van Spilbergen, enz. langs de W. kust van Zuid-Amerika liepen, om zoo ter hoogte van Mexico gebruik te kunnen maken van de Aequatoriale strooming, die hun vloten naar de Marianen (Guahan = Guam) en Philippijnen bracht, daar maakten Schouten en Le Maire en Jacob Roggeveen gebruik van den Zuid-Aequatorialen stroom, die hen door de Polynesische en Micronesische eilandenwereld voerde, en langs de Noordkust van Nieuw-Guinea in de Oost bracht. Dat die weg verder onbenut bleef, lag niet aan hen.
Een ander type is weer de tocht van Maarten Gerritsz. Vries naar Japan's Oostkust, waarop hij tot in Patientie Bocht (nu Terpjinja Baai, op 49 o N.B.) aan de Ooslkust van Sachalin doordrong (1643), om daarna, evenals Quast en Tasman vóór hem (1639) gedaan hadden, een stoot naar het Westen te doen, om de ‘Zilvereilanden’ op te sporen, en waarbij hij doordrong tot den meridiaan van 180 o W.L. van Greenwich.
Een ander probleem, dat de oude geografen bezighield, het ‘Groote Zuidland’, werd door Abel Tasman in 1642 onder handen genomen. Hij drong ten Z. van Mauritius tot over 50 o Z. Br. door, en na terugkeer op pl. m. 42 o naar het Oosten, waarbij hij Van Diemens Land (Tasmanië) en Nieuw-Zeeland ontdekte, waarna hij in Noordelijke richting langs de Tonga Archipel de route van Schouten en Le Maire bereikte. Hiermede was voor het eerst vastgesteld, dat Nieuw-Holland een afzonderlijk landgebied was. Eerst ruim 100 jaren later werd de Oostkust van dit vastland ontdekt, nadat de onzen Noord-, West- en de halve Zuidkust onderzocht hadden. Op de kaart staan de noodige gegevens.
Nog dit: St. Helena is door Specx voor de Staten-Generaal in bezit genomen, en niet door de West-, maar door de Oost-Indische Compagnie beheerd.
Een aangename taak is het me, mijn hartelijken dank te betuigen aan Prof. Mr. J.E. Heeres, Leiden, die me met de grootste welwillendheid geholpen heeft. Naast hem ook mijn dank aan de heeren H. Hettema Jr. en W.C. Muller, de laatste, omdat ik daardoor in staat was, gebruik te maken van eenige onmisbare werken uit de Koloniale Bibliotheek.
Dordrecht, Sept. 1910.
L. DE BOER.