Neerlandia. Jaargang 14
(1910)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMonumenten van Nederlandschen oorsprong in de vroegere nederzettingen buiten Europa.
| |
[pagina 205]
| |
ring is, voor zooverre mijne voorstudie mij hiertoe thans reeds het recht geeft, dat Engeland meer gedaan heeft voor de herinneringen aan onzen stam in Voor-Indië, dan Nederland voor zijn eigen voorgangers in de eigen koloniën. Voor Ceylon verscheen reeds in 1877 het Lapidarium Zeylandicum van L. Ludovici, nader aangevuld door de studies van Mr. F.H. de Vos. Voor Malakka gaf Robert Norman Bland in 1905 een goed geïllustreerd overzicht der daar nog aanwezige Hollandsche grafzerken. De Engelsche regeering zelf heeft veel bijgedragen tot meerdere kennis door de belangrijke publicaties der Archeological SurveyGa naar voetnoot1), waarbij naast de Indische monumenten ook aandacht is gewijd aan de herinneringen aan de Europeesche kolonisten. Ik noem hierbij in de eerste plaats het uitnemende werk van Alex. Rea over de residentie Madras (1897)Ga naar voetnoot2) en van C.R. Wilson over Bengalen (1896)Ga naar voetnoot3). Het eenige wat Holland hiertegenover kan plaatsen is een in de Navorscher deel 36 (1889) bl. 339 opgenomen lijst van opschriften van 32 zerken uit Batavia, die bij de afbraak der kerk naar de begraafplaats te Tanah-Abang zijn overgebracht en daar door een herinneringssteen zijn aangeduid als: ‘Monumenta quae Bataviae in pervetustis aedibus sacris dirutis fuere CIƆ IƆCCCXLIV’. Voor Zuid-Afrika, dat hierin nog verre bij Voor-Indië ten achter is, valt op het gebied der koloniale huizen het aardige werkje van Mrs Alice Fane Trotter te noemen en de groote uitgave hiervan met een technisch voorwoord van den architekt Herbert Baker. Tegenover dit Engelsche boek staat geen werk van gelijke beteekenis voor Nederlandsch-Indië, al mag dankbaar de studie van H.D.H. Bosboom over Oude huizen te Batavia vermeld worden. Ook voor het behoud van historische monumenten wordt in Engelsch-Indië veel gedaan, al moet bij de uitgestrektheid van het gebied en de vele hoogstbelangrijke monumenten van Indischen oorsprong de bemoeiïng van de regeering hier beperkt blijven. Toch getuigen de verslagen der Archeological Survey, dat ook hierop het oog der regeering gevestigd is. Voor Ceylon valt een bewijs van piëteit te vermelden, waartegenover zelfs in het vaderland moeilijk een tegenhanger te vinden zoude zijn. Toen de kerk in het fort te Colombo een ruïne was geworden en de oude grafsteenen der Hollandsche gouverneurs en notabelen, blootgesteld aan de tropische regens, dreigden vernietigd te worden, besloot het gouvernement de overblijfselen der daar begravenen met de zerken over te brengen naar de Wolfendal church te Colombo. De overbrenging der kisten geschiedde den 4 September 1813 met militaire eer, militaire muziek, fakkels en een eerewacht van het 19e regiment, waarna volgden de lijkkisten door soldaten gedragen en gevolgd door de Hollandsche burgers, leden van het vroeger bestuur, Engelsche officieren en authoriteiten, waaronder de leden van His Majesty's Council, de Militaire staf en de Gouverneur van het eiland. In de Ceylon Gouvernement Gazette waren de inwoners opgeroepen om eer te bewijzen aan de overledenen, waaronder de bekende Gouverneurs Van Eck en Falck. Ook te Galle werden bij het afbreken der kerk volgens het voorstel van het consistorie de zerken met de daaronder rustende overblijfselen den 22 October 1853 met militaire eer naar de nieuwe kerk overgebracht, waarbij zorg werd gedragen, dat elke zerk weder boven het nieuwe graf van de betrokkenen werd geplaatst. Wel liggen thans nog veel zerken in Malakka in de ruïne van een oude kerk, doch ik meen, dat deze kerk zelf reeds in den Hollandschen tijd eene ruïne was. Over de graven van Surat hoop ik ter plaatse nadere inlichtingen in te winnen.
Hoe is hiertegenover de houding der Hollanders in tal van plaatsen in ons land waar de oude graven zijn dicht geworpen en de zerken zijn neergegelegd zonder eenig verband met de daaronder zich bevindende graven? Of hoe te oordeelen over een kerkbestuur als te Aarlanderveen, dat voor nog slechts enkele jaren, bij het bouwen van een nieuwe kerk opzettelijk de vrij goed bewaarde zerk van een aldaar in 1521 overleden pastoor uit den grond van de op dezelfde plaats herbouwde kerk deed verwijderen en naar het hof buiten de kerk deed overbrengen? En hoe is er gehandeld in de eigen koloniën? Van de oude kerken te Batavia staat nog slechts de bescheiden Portugeesche buitenkerk met het graf van den Gouverneur-Generaal Zwaardekroon. De oude Hollandsche kerk met de graven van verschillende Gouverneurs werd onder Daendels afgebroken en de rouwborden met ornamenten werden opgeborgen in de Portugeesche binnenkerk, waar zij met de kerk in 1808 zijn verbrand. Enkele fragmenten berusten thans, meen ik, in het Museum. Twee en dertig grafzerken zijn overgebracht naar het kerkhof te Tanah-Abang, doch een groot aantal is verloren gegaan. De zerk van Jan Pietersz Coen, den stichter van Batavia, is verdwenen, en, terwijl de zerk van Jan van Riebeek's eerste vrouwGa naar voetnoot1) nog gaaf in Malakka op het kerkhof rust, vond H.D.H. Bosboom voor omstreeks 12 jaren in den oprit aan de Utrechtsche straat te Batavia een brok van de zerk van den stichter van de Kaap, Jan van Riebeek. Toch was in 1842 de zerk in goeden toestandGa naar voetnoot2) zoodat de verwaarloozing betrekkelijk van jongen datum is. Wanneer aldus met de herinnering aan onze groote voormannen is gehandeld in de hoofdstad van Indië, hoe zal dan de toestand zijn op de verderaf gelegen posten? En hoe van de herinneringen aan bescheiden personen, hunne woningen en stichtingen? Hierover ontbreken mij thans nog de gegevens, doch door mijn reis hoop ik ook daarover meer licht te kunnen verspreiden. Meer licht en naar ik hoop, ook meer belangstelling. Veel is reeds onherstelbaar verloren gegaan en het is meer dan tijd, dat de belangstelling ontwake om althans nog te trachten door behoud van het bestaande een deel goed te maken van een lang verwaarloosden eereplicht tegenover het voorgeslacht. Ik hoop dat mijn bezoek aan de oude nederzettingen en het daarbij te verkrijgen overzicht er toe mogen medewerken, dat door het opwekken van belangstelling de tijd moge aanbreken, dat Nederland ten opzichte van zijn eigen koloniën niet meer achter sta bij den grooten opvolger in een deel van zijn overzeesche bezittingen, bij Engeland, dat meer heeft gedaan voor de historische herinneringen aan de vreemde voortrekkers, dan Nederland zelf voor die van de eigen burgers, voor de mannen van eigen Stam.
J.C. OVERVOORDE. Nederlanders en Stamverwanten, bezoekt het Paviljoen van het A.N.V. op de tentoonstelling te Brussel en spreekt Nederlandsch! |
|