Koninklijk Bezoek.
Nu nog aan te komen met het bezoek van België's Koning en Koningin lijkt wel de nachtschuit. 't Is verdrongen door ander nieuws; 't publiek leest terwijl dit stukje wordt geschreven, dat Hunne Majesteiten reeds weder gast zijn van een ander vorst, en als het wordt gedrukt, is ook dat al weer achter den rug en gauw vergeten. Neerlandia echter mag over dat Koninklijke bezoek niet zwijgen, omdat dit verkeerden indruk zou maken: waar in elk nummer de Vlaamsche zaak wordt besproken, mag een woord niet ontbreken over een feit, dat in de betrekkingen tusschen beide landen van zoo groote beteekenis is geweest. Niet zoo zeer nog het bezoek op zich zelf, als wel de ontspanning die het tot voorwaarde, tot aanleiding en gevolg beiden, heeft gehad. Er bestond heel natuurlijk sedert den oorlog van '30 een strakheid tusschen de Vorstenhuizen van België en Holland, die niet dan langzamerhand heeft kunnen luwen en misschien nog niet geheel is overwonnen. Want niet een gewoon hartelijkheidsbezoek is het geweest; de omstandigheden zijn het die het onvermijdelijk hebben gemaakt. Van het Nederlandsche hof zou het niet zijn uitgegaan; het werd bepaald door een sterfgeval en een troonsbestijging. En het is gelukkig dat de Koning en Koningin van België in het welbegrepen belang van beide volken hunnerzijds den ban hebben verbroken.
Het Nederlandsche volk heeft geen herinneringen meer die nauwe en oprechte samenwerking met België in den weg staan; het heeft zijne koelheid allengskens laten varen en daarvoor bij strenge afbakening van beider staatkundig gebied, de erkenning in de plaats gesteld van vele en groote gemeenschappelijke belangen. Meer nog, over en weer zijn vriendschapsbanden aangeknoopt, vooral tusschen Vlamingen en Hollanders, en nooit misschien is werkelijke sympathie tusschen twee nabuurvolken, buiten alle politieke overwegingen om, hartelijker geweest dan thans bestaat tusschen België en Holland. Want al beoogen de Taal- en Letterkundige en de Wetenschappelijke Congressen, het Algemeen Nederlandsch Verbond, de Vereeniging van Letterkundigen, voornamelijk aansluiting met Vlaanderen, vergeten wordt niet dat de Vlamingen Belgen zijn, en dat waar men meer rechtstreeks de vriendschap met een deel van een volk beoogt, men toch als einddoel moet stellen versterking van de banden met het geheele volk. In dien geest werkt sedert eenige jaren de Hollandsch-Belgische Commissie. Geen wonder dat het Belgische Koningspaar aan het Nederlandsche volk welkom was als geen, en dat zijn bezoek besproken werd met die huiselijke hartelijkheid die een kenmerk is van ons volk tegenover zijn eigen Vorstenhuis.
Dat zelfde Nederlandsche volk had gaarne zijn oprechten wensch zien vervuld, dat tegen den Koning van Vlamingen en Walen, den Koning die zijn eed van trouw aan de Grondwet ook in het Vlaamsch heeft gezworen, die Nederlandsch spreekt en verstaat, op Nederlandschen grond slechts in 's lands taal zou zijn gesproken. Met grooten aandrang hebben de couranten zonder onderscheid dien wensch geuit en noode hebben zij gezwegen, toen de reden werd openbaar gemaakt, waarom de officieele toespraken aan het groote gastmaal te Amsterdam niet anders dan Fransch mochten zijn. Vooral voor de Vlamingen is die pijnlijke vormelijkheid, bij dit bezoek, een groote teleurstelling geweest. Wij in Nederland, die alles hebben gedaan wat in dezen mogelijk en geoorloofd was om het te keeren en die dat zeker zullen blijven doen, wij begrijpen die teleurstelling ten volle. Maar meer dan een teleurstelling mag het niet zijn geweest; niemand voorzoover wij weten, heeft er een triomf van het Fransch in Nederland in gezien. In elk geval doet het feit niets af van de groote liefde van onze Koningin voor onze taal, die Zij hoog houdt en waaraan Zij den voorrang geeft waar Zij kan. Van Haar Secretarie gaan nooit brieven uit dan in het Hollandsch, zelfs niet aan ambtelijke personen die geen Hollandsch kennen. En met groote zorg worden in dat Hollandsch