in zijn vak. Dat stopt den mond aan de waanwijzen en kwaadwilligen, die ons, Vlamingen, willen doen gelooven dat de Nederlandsche taal geen woordenschat bezit, die haar geschikt maakt tot voertaal van een wetenschappelijk hooger onderwijs en eene Vlaamsche Hoogeschool in België dus onmogelijk is.
Naast deze uitstalling vindt men al de uitgaven van het A.N.V., waaronder de volledige Neerlandia, op de tafel daartegenover Nederlandsche liederboeken en een aantal reisgidsen en reisboekjes voor Nederland. Wij zouden over een groot getal zulker boekjes moeten kunnen beschikken, daar belangstellenden er ons dagelijks naar vragen.
Eene groote aantrekkingskracht oefent op onze Belgische bezoekers de zeer volledig en zorgvuldig bewerkte kaart van Afrika, in den atlas, bij Willem Blaue te Amsterdam uitgegeven in 1630. Dat is denkelijk, zoo niet de oudste, dan toch de volledigste kaart van het Kongo-gebied uit vroeger tijd. Behalve voor dien tijd eene vrij nauwkeurige afbeelding van stroomen, rivieren en meren, is er ook de rijkdom aan delfstoffen der verschillende landstreken op aangeduid, zoo dat de Belgen er op zien kunnen dat hun Kongo geen nieuw land is, maar wel sedert lang bekend en verkend, en dat de zoogezegde nieuwe ontdekkingen op delfstoffelijk gebied, drie eeuwen geleden reeds geen geheim meer waren, dat men toen reeds van zekere streken wist dat hic effoditur aurum in magna copïa!
Onzen hartelijken dank aan ons medelid, den heer Van Eijen, die ons dien atlas zoo bereidwillig in bruikleen aanbood.
De menigvuldige tijdschriften, die het bewijs leveren van de vruchtbaarheid onzes volks, op elk gebied, zijn naar de leeskamer moeten verhuizen, om plaats in te ruimen voor eenen geschiedkundigen schat van het hoogste belang, een aanzienlijk getal oude nieuwsbladen, te beginnen van 1618.
Men weet dat de ‘Nieuwe Tijdingen’ van Abraham Verhoeven, het eerste nieuwsblad in de wereld, verschenen is te Antwerpen in 1616. Ons paviljoen vertoont er twee nummers van, van 1621 en een van 1622, ons bereidwillig afgestaan door het gemeentebestuur van Antwerpen.
Een dier nummers (April 1621) bevat den tekst van het tractaat toentertijd tusschen de Vereenigde provinciën en Spinola gesloten.
De verzameling heeft eene bijzondere geschiedkundige waarde; wij hebben hier:
1. | Extraordinaire 's Gravenhaegsche Courant van 23 Feb. 1759, met omstandige beschrijving der Plegtige Lijkstatie van wijlen H.K.H. Mevr. Anna, prinses weduwe van Nassau; |
2. | Idem van 1760, met Omstandig Bericht van de Plegtigheeden geobserveerd bij het Hooge Huwelijk van den Prins van Oranje Weilburg; |
3. | 's Gravenhaegsche Maandagsche Na-Courant van 1766, met Beschrijving van de feesten bij de Meerderjarigheids plechtige installatie van Z. Doorlugtige Hoogheid Prins Willem IV; |
4. | Middelburgsche Courant van 11 Maart 1766, met Beschrijving der feestelijkheden terzelfder gelegenheid te Vlissingen en Veere; |
5. | Middelburgsche Courant van 14 Juli 1767 met de bekendmaking van den Prins van Oranje zijn huwelijk met de Prinses van Pruisen; |
6. | Extraordinaire Haegsche Courant van 1767. Intrede in 's Gravenhage; |
7. | Idem 1768. Intocht in Amsterdam; |
8. | 's Gravenhaegsche extra-courant van 1772, vermeldende de geboorte en den doop van Prins Willem Frederik (later Koning Willem I); |
9. | Hollandsche Historische Courant van 8 Juni 1786; |
10. | Buitengewone 's Gravenhaagsche Courant van 22 November 1813, waarin Publicatie, in naam van Z.H. den heer Prins van Oranje, alle landgenooten ontslaande van den eed van trouw en gehoorzaamheid aan den Keizer der Franschen; |
11. | Courant der Stad Leyden van Otober 1618; |
12. | Wekelijke Courant van Europa No. 1, uitgever Abraham Casteleyn, te Haarlem 1656; |
13. | Verscheidene nummers van de Oprechte Haarlemse Courant, van de jaren 1698 tot 1742.
Dit laatste nummer bevat een artikel over de staartster, in dat jaar waargenomen, met eene kleine afbeelding dier ster. |
14. | Aanhangsel tot den Nederlandschen Courant van Maandag 15 December 1783, waar de opstijging verhaald wordt der twee eerste luchtballen te Parijs, met afbeelding; |
15. | Koninklijke Courant van 3 September 1807; |
16. | Het oudste bekende nummer der nog bestaande Gazet van Gent, getiteld: Ghendsche Post-Tydinghen van 8 September 1667, No. 69, benevens het eerste nummer van den 200sten jaargang; |
17. | Eenige Extra Couranten uit het troubele jaar 1684, uit Twistmaand, Twijfelmaand, enz.; |
18. | Een paar geestige spotcouranten uit de XVIIIde eeuw: de Utopiaansche Courant en de Narrensteinsche Nieuwjaars-Courant, enz. enz. |
De prachtige verzameling, hier ten toon gesteld, danken wij aan de vriendelijke dienstvaardigheid der heeren Van Rijn, Van der Stolk, Van Stuyvesant-Meyen, M. Rooses, Kesler en Van Cauteren. De eerste bezorgde ons hoogst belangwekkende nieuwsbladen uit de stedelijke bibliotheek van Rotterdam, de tweede stelde zijne rijke, vermaarde verzameling te onzen dienste; de heer Van Stuyvesant-Meyen stond ons eenige merkwaardige nieuwsbladen uit zijne familiepapieren in bruikleen af en de heer Rooses zorgde er voor, dat wij de ‘Nieuwe Tijdingen’ uit het museum Plantijn-Moretus te leen kregen.
De ‘Nederlandsche Vereeniging van Postzegelverzamelaars’ verrijkte ons paviljoen met eene verzameling van meer dan duizend verschillende postzegels, postkaarten en poststukken met opschriften in de Nederlandsche taal, eene verzameling eenig in hare soort wellicht. Zij trekt de aandacht en de bewondering niet alleen van de liefhebbers, - dezen blijven er lang op staren, met begeerige oogen, - maar evenzeer van die der gewone bezoekers.
Wij zouden nog zooveel kunnen vertellen van de schatten uit ons paviljoen en van de zeer talrijke bezoekers evenzeer; van de Nederlanders, die er trotsch op zijn, van de Vlamingen voor wie dat alles eene openbaring is, die hen verbaasd doet staan; van de Belgische Franschkiljons, die hunne eigene oogen niet gelooven kunnen, en zich onmachtig voelen om dat alles weg te redeneeren en het volk te blijven misleiden, het zijne taal te leeren minachten; van de Fransch-Belgische drukpers, die ons paviljoen angstig dood zwijgt, met uitzondering nochtans van ‘La Dernière Heure’ en ‘La Flandre Liberale’, die hunne lezers aangezet hebben ons paviljoen ‘particulièrement remarquable’ te gaan bezoeken.
In een Waalsch dagblad, L'Economie van Doornik, verscheen onlangs een zeer uitgebreid en juist verslag, over een bezoek van zijnen medewerker ter Brusselsche Tentoonstelling, aan het paviljoen van Groot-Nederland.
De schrijver van het artikel kan zijne bewondering niet genoeg uitdrukken over al wat hij daar te zien kreeg, en dat voor hem - zooals overigens ook voor vele Vlamingen - eene echte veropenbaring is geweest.
Het slot van het artikel luidt:
‘Waarlijk, daar krijgt men een besef van de uitgebreidheid des gebieds waar de Nederlandsche taal weerklinkt en dit paviljoen, hoe nederig ook opgevat, mag terecht “Groot-Nederland” worden betiteld, want het besluit in zich het gansche Nederlandsche ras, met alles wat het als kostbaarst aanbieden kan, namelijk zijn taal, zijnen geestelijken arbeid, zijn aanleg voor kolonisatie.’
Dat alles zou ons echter te ver leiden. Misschien