Désiré Claes. †
In Désiré Claes is ons een der oudere Vlaamsche strijders ontvallen van het geslacht van Hiel, Benoit enz. Hij werd te Neerliaster bij Zoutleeuw geboren in 1836. Na voltrokken studiën aan de Middelbare School van Lier werd hij achtereenvolgens onderwijzer te Antwerpen, te Tienen. In deze laatste stad leeraar in het Nederlandsch aan het gemeente-college, nadien aan de Athenaea van Hasselt en Namen, waar hij zijn welvervulde loopbaan heeft geëindigd en de laatste jaren van zijn leven rustig heeft doorgebracht.
Zeer vroeg heeft hij zich aan de letterkunde gewijd, heeft verdienstelijke gedichten, verschillende tooneelstukken en een vertaling van l'Enfant van Mgr. Dupanloup geschreven, benevens ontelbare bijdragen in tal van tijdschriften en bladen; zoodat hij bij de oprichting der Kon. VI. Academie tot briefwisselend lid werd benoemd, in 1895 tot werkend lid werd bevorderd en gedurende het jaar 1908 hare werkzaamheden als bestuurder heeft geleid.
Ook als taalkundige had hij verdienste, doch stond op dit terrein niet op een algemeen-Nederlandsch standpunt. Waar Vlaamsche taalgeleerden, geschoold in de Nederlandsche taalwetenschap, vasthielden aan de volgens hen zoo onmisbare taaleenheid, waarvoor het algemeen Nederlandsch dan den toon mocht aangeven, trad hij op voor het recht van het Zuiden, bewerende, dat dit even zoo goed als het Noorden het recht had om bij te dragen tot den gemeenschappelijken taalschat en op het stuk van taalregeling evenzeer zijn woord had mee te spreken. Dit standpunt nam hij in in zijn pennetwist met den heer H. Meert, later in den schoot der Kon. VI. Academie tegenover Dr. W. de Vreeze, waar hij het had over het Woordenboek der Nederlandsche Taal, waarin het Zuid-Nederlandsch volgens hem niet voldoende tot zijn recht kwam. Hij kon in die pennetwisten wel eens scherp zijn. Maar het werd hem om zijn ronde eerlijkheid, gaarne vergeven. Ook, omdat men wist, dat zijn oordeel tot bron had een fier en krachtig zelfstandigheidsgevoel, wat in hem niet het minst te waardeeren was.
Als opvoeder der jeugd heeft hij groote diensten bewezen aan de verbreiding der kennis van het Nederlandsch onder Walen, door een reeks goede handboeken.
Alhoewel midden in het Walenland gevestigd, heeft hij niet werkeloos uit de verte op den Vlaamschen taalstrijd staan kijken, maar steeds dapper meegevochten. Zijn vaardige pen was steeds tot den aanval bereid en onverschrokken ging hij geniepige bestrijders van ons taalrecht, met vlugschriften als Vriend of Vijand te lijf.
In zijn veerkrachtigen ouderdom heeft het David-Fonds in hem een slagvaardigen leider gevonden, die nooit van schipperen met beginselen heeft geweten en in wien het door zijn afsterven veel heeft verloren.
Zijn nagedachtenis zal onder ons blijven leven, als die van iemand aan wiens arbeid het vaderland veel verplichting heeft. Ons zal zijn voorbeeld sterken in den strijd.