Van de Afdeelingen.
Eerste lustrum der Amsterdamsche Stud.-Afd. (G.-U.).
Aan het uitvoerig verslag van den secretaris ontleenen we het volgende:
Op Woensdagavond 27 April vierde de Amsterdamsche Studenten-Afdeeling haar eerste lustrum in het vriendelijke tooneelzaaltje der Vereeniging tot Beoefening van Vocale en Dramatische Kunst, door het bestuur en de directrice, mej. Cateau Esser, welwillend afgestaan.
Toen de eere-voorzitter, Prof. Dr. J. te Winkel zijne feestrede zou beginnen, zag men in de zaal den Rector-Magnificus en eenige andere hoogleeraren der Universiteit, alsmede den Illustr. Senatus Stud. Amst. en afgevaardigden van de meeste stud.-vereenigingen. Ook hadden de Utrechtsche en Leidsche Stud.-Afd. en die van de Vrije Universiteit, de Amsterdamsche Burger-Afd. en het Alg. Nederl. Stud.-Verbond hun afgevaardigden gezonden.
In het kort schetste de feestredenaar hetgeen door de Stud.-Afd. was verricht en bracht hulde aan den heer D. Fuldauer, die als oprichter en voorzitter zich steeds had ingespannen en wien aan het einde van den avond het eerelidmaatschap werd aangeboden. Ook bracht spr. in herinnering het vele dat steeds gedaan was om de Z.-Afr. studenten naar de Amst. Hoogeschool te trekken. Dat er nu 31 te Amsterdam studeeren, waarvan er 21 lid zijn van het Verbond, is vooral te danken aan nu wijlen Th. Schonken en W.A. Joubert. Prof. Te Winkel wijdde eenige hartelijke woorden aan de nagedachtenis van Schonken en deelde mee dat ter gelegenheid van dit lustrum het bestuur den grond had gelegd tot het vormen van een ‘Theo Schonkenfonds, ter bevordering van de studie van Zuid-Afrikaners aan de Amsterdamsche Universiteit’.
Na deze luid toegejuichte rede droeg de heer J. Modest Lauwerys, leeraar in de voordrachtkunde aan het Conservatorium te Antwerpen, een stuk voor uit de Tweede Biecht van den Vos Reynaerde. Het was de bedoeling van den heer Lauwerijs in het kort eenige hoofdmomenten te laten zien uit de Vlaamsche Letterkunde. Daarom nam hij na den Reynaerd den Dood van Roelant uit den Spieghel Historiael, de Tweespraak tusschen Reinout en Lanceloet uit de Lanceloet van Denemarken, het Wilhelmus, Rodenbach's Klokke Roelant en ‘Het Vlaamsche Woord’ van Guido Gezelle. De heer Lauwerijs zal uit de ontvangen toejuichingen wel begrepen hebben hoezeer men zijn optreden op prijs stelde.
Mej. Gusta Koch en de heer Jan Smit, lid der Afdeeling, brachten op voortreffelijke wijze de Sonate in D dur /opus 4/ van Dirk Schäfer ten gehoore. Het was een goede gedachte aan de leden van het A.N.V. ook eens Nederl. muziek te laten hooren.
Na de pauze vertoonden de dames G. Snijder, L. Adler en A. Dijkman, leerlingen van de school der Ver. tot Beoefening van Vocale en Dramatische Kunst, gracelijk het eerste deel van Hooft's ‘Granida’.
Gedurende het gezellige feestmaal, dat volgde, werd door een zestal leden een tafelspeelken vertoond: ‘De ontmaskering van Holland op zijn Malst’, voor deze gelegenheid geschreven door den heer Tj. G. Franken, lid der Afd. Met gezang uit liedboekjes van Coers en een nieuw bundeltje ‘Studentenzangen’ van den schrijver der Afd. werd de gezellige avond besloten.