Neerlandia. Jaargang 14
(1910)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdNoord-NederlandEen omhoog strevend volk.II.In het Tijdschrift voor Geneeskunde van Maart zet Prof. L. Bolk te Amsterdam zijn belangwekkende studie over de toeneming van de lichaamslengte bij het Nederlandsche volk voort. Hij gaat de statistiek van de lichtingen der militie na en ziet, dat die toeneming zich niet tot enkele streken van 't land bepaalt, maar zich min of meer over heel het land uitstrekt. Dat is een merkwaardig verschijnsel, maar het komt niet alleen in ons land voor. Hetzelfde verschijnsel toch, zegt Prof. Bolk, doet zich in Noord-Duitschland voor, maar lang zoo sterk niet als bij ons. Bij de recruten in Noord-Duitschland waren de ondermaatschen (onder de 1.55 M.), van 1894 tot 1903, verminderd van 3.8 tot 3.6 pCt., en de langen (boven de 1.70 M.) toegenomen van 28.1 tot 29.6 pCt.; maar in ons land is in een gelijk tijdsbestek het aantal ondermaatschen verminderd met 1 pCt., en het aantal langen vermeerderd met 7.5 pCt. Zelfs onze in dit opzicht achterlijkste provincie - Limburg - vertoont gunstiger cijfers dan Noord-Duitschland. Vergeleken bij een halve eeuw geleden, toen in het Tijdschrift voor Geneeskunde Zeeman weeklaagde over het voortdurend kleiner worden van het geslacht, is er, zegt Prof. Bolk, een ‘bijkans ongelooflijke verbetering in het physiek gehalte onzer bevolking (voor zoover dit althans uit de lichaamslengte blijken kan)... aan te toonen.’ In de stad Zaandam b.v. is de gemiddelde lengte in 50 jaar met meer dan een decimeter toegenomen. Verbeterde hygiënische en sociale omstandigheden kunnen z.i. dat buitengewone verschijnsel niet geheel verklaren. Na lang en dikwijls nadenken is Prof. Bolk tot de slotsom gekomen, dat er met ons volk iets gebeurd is en misschien nog bezig is te gebeuren, wat men bij herstellende zieken waarneemt: ‘een tijdelijke intensieve verhooging der vitale energie... in het herstellingstijdperk na een uitputtende ziekte. Is deze, die over korter of langer tijdperk het lichaam in de meeste zijner onderdeelen sloopte, tot staan gekomen dan ziet men, dat binnen onbegrijpelijk korten tijd de persoon zijn oorspronkelijk gewicht on krachten weer teruggekregen heeft.’ Dat ‘geschiedt in een meer of minder snel tempo, totdat de oorspronkelijke toestand van vóór het ziekteproces is bereikt.’ Hetzelfde is, naar Prof. Bolk het inziet - en wie zou niet getroffen worden door de vergelijking? - met ons volk gebeurd. Vóór 1860 - misschien al in de 18e eeuw - een regelmatige vermindering van de lichaamslengte. Na 1860 komt de vermindering tot staan en in de laatste 40 jaar is er een snelle vermeerdering. Er is geen tijdperk in ons volksbestaan, zegt Prof. Bolk, waarin het Nederlandsche volk zoo weinig geschiedenis heeft gemaakt, zoo arm is geweest aan hooger geestesleven als in de eerste helft der 19e eeuw. Nooit is Nederland armer geweest aan op den voorgrond tredende personen, nooit is het Nederlandsche volk in zijn geheel apathischer geweest. Onze handel kwijnde, de handelsvloot verminderde voortdurend. In letteren en kunst verhief zich niets boven het middelmatige; hetgeen aan schoons uit onze bloeiperiode nog bestond, werd door het buitenland tot zich getrokken of gesloopt, kunstzin had plaats gemaakt voor vandalisme. Voor Moleschot was in Nederland geen plaats. Slechts door een geforceerde leening kon een staatsbankroet voorkomen worden. Alle geestkracht scheen gedoofd. Maar in de laatste drie decenniën van de eeuw zien wij een ommekeer. De geestkracht herleeft, in kunsten en wetenschappen herovert Nederland zich een eerste plaats, er ontwikkelt zich een handelstaf aan de Maas, die een plaats inneemt onder de eerste der wereld. Amsterdam ontwaakt uit den dut. De binnenlandsche politiek wordt levendig, ook een uiting van de geestkracht van het volk. Er is een algemeene opleving. Beide verschijnselen, de geestelijke inzinking en verheffing, en de af- en toeneming van de lichaamslengte zijn, naar Prof. Bolk overtuigd is, onafscheidelijk aan elkaar verbonden. Zoo in 't kort is de slotsom van de studie van Prof. Bolk, hier slechts even aangegeven. Eenige maanden geleden heeft een dergelijke studie over de lichaamslengte van het Noorsche volk, van Kolonel Hans Daae, van den geneeskundigen dienst van het Noorsche leger, in Verdens Gang gestaan. Wij kunnen van dat opstel hier geen overzicht geven, maar vermelden er alleen een vergelijking uit van de lichaamslengte in een aantal landen. Van de 100 dienstplichtigen in Zwitserland waren er (het jaar wordt niet vermeld, maar blijkbaar is het laatste jaar genomen, waarvan de schrijver de opgaven had) 83 onder de 1.70 M. en 17 er boven; dan volgen (we geven nu alleen het aantal boven de 1.70 M.) België met 20, Oostenrijk met 21, Duitschland met 28, Denemarken met 37, Zweden en Noorwegen met 59. (Volgens Prof. Hultkrantz waren er in 1907-1908 in Zweden 63.3 pCt. boven de 1.70 M.). Volgens de statistiek van Prof. Bolk was de verhouding voor Nederland in 1907 44.8 pCt. van 1.70 M. en langer. Ook in Noorwegen was er de laatste jaren stijging geweest. | |
[pagina 76]
| |
Teekening op de spijslijst, door J. Hoynck van Papendrecht.
.... In onze zeilen blaast Er thans een goede wind. Verbondslied. Het behoort nu eenmaal tot de gewoonten van het vereenigingsleven om algemeene jaarvergaderingen te houden, waarop als gold het een oudejaarsavond een terugblikGa naar voetnoot1) wordt geworpen op het afgeloopen jaar. Maar die vormt met de openingsredeGa naar voetnoot2) van den voorzitter en het overzicht van het geldelijk beheerGa naar voetnoot1) niet voldoende voedsel voor den geestelijken disch en dus worden de wenschen van de Afdeelingen belichaamd in voorstellen min of meer breedvoerig behandeld en meestal... ter uitwerking naar 't bestuur verwezen. De dagorde was ditmaal niet overbelangrijk. De stemming had tot uitslag, dat herkozen werden | |
[pagina 77]
| |
tot lid van het Hoofdbestuur Dr. H.F.R. Hubrecht en Mr. W. Dicke, en tot Groepsbestuurders Dr. H.J. Kiewiet de Jonge, Mr. A.H. Brandt en C. van Son, terwijl werden gekozen de heeren Mr. M.P.M. van Dam (Breda) en A. Welcker (Leiden), voor de twee open plaatsen. Het voorstel-Amsterdam betreffende de behartiging der belangen van Nederl. landverhuizers, door den heer Van Lier krachtig verdedigd, werd in beginsel aangenomen. Het Afd. bestuur zal een plan, rekening houdend met de practijk en de draagkracht van 't Verbond, uitwerken in overleg met het Groepsbestuur, dat reeds een onderzoek heeft ingesteld naar wat er op dit gebied in ons land gedaan wordt. Bij de verdediging van het voorstel-Den Haag over de bevordering der Nederl. nijverheid, wees de heer Emants op de wereld, die bedrogen wil zijn en AmerikaanscheDe Sassenpoort te Zwolle.
schoenen koopt, in Brabant gemaakt. Overwogen zal worden wat het A.N.V. in dezen kan doen. Als gevolg van het tweede Haagsche voorstel zal het bestuur een verzoekschrift richten tot de Regeering om voor zoover dat nog niet geschiedt, in haar betrekkingen met landen, waar de Ned. taal gelijke rechten heeft als een andere landstaal, het Nederlandsch te gebruiken. De Haagsche jongelieden hadden voorgesteld den naam van het maandblad te veranderen, maar na het geestig woord door den heer Nolen van de bestuurstafel gesproken, bleef de doopnaam uit Vlaanderen afkomstig, gehandhaafd. Groningen nam op zich een ontwerp voor mooie propaganda-briefkaarten in te dienen en zag haar wensch bevredigd dat Neerlandia in militaire cantines ter lezing zal worden gelegd. Ingevolge den wensch van Utrecht zal Neerlandia meer aandacht wijden aan de Nederlandsche kunst. Toen de afgevaardigden der Zaanstreek vernamen, dat het bestuur inmenging in de spellingkwestie onraadzaam acht, werd het desbetreffend voorstel ingetrokken. Dat voorts het bestuur toezegging deed rondreizen van sprekers en voordragers in de hand te werken, spreekt van zelf. Na het heen en weer gepraat over al deze voorstellen kon alleen nog aan het woord komen Dr. Schepers, die een pleidooi hield voor een nieuwe zelfstandige inrichting der Afdeelingen Jong Nederland met eigen orgaan en de heer Mulder, secretaris der Jongel.-Afd. 's-Gravenhage, las ten overvloede nog een geestdriftige verdediging voor. Het ingrijpend plan zal afzonderlijk door het bestuur met de Jongel.-Afd. besproken worden. De heeren Huf van Buren en de secretaris konden daarna niet meer aan het woord komen en hadden er ook niets tegen, dat de vergaderzaal verlaten werd voor een opwekkelijke, leerzame wandeling door Zwolle's straten, onder leiding van de heeren Hoefer en Van Ommen Kloeke, die ons vooral het oudheidkundig en architectonisch schoon van Overijsels hoofdstad hebben getoond en doen bewonderen. 's Morgens werd ons al duidelijk, dat de jonge Afd. Zwolle onder leiding van de Luitenants Carstens en Van Maanen ons een hartelijke ontvangst zou bereiden en hun organiseerend talent, dat steun vond in de medewerking van Vreemdelingenverkeer, bleek meer en meer met het vorderen van den dag. Wat lokte om 6 uur die versierde tafel tot het feestmaal, waaraan ruim 60 personen (w.o. Kapt. Kooy uit Indië) deelnamen, een cijfer dat ook toont hoe steeds meerderen opgaan naar onze landdagen! Welk een fraaie en geestige ‘Liste van de Spisen’ met den vaandrig van Hoynck van PapendrechtGa naar voetnoot1) wekte reeds bij voorbaat de appetyt! Niet alleen de Kamper Steurkens, maar de heele spijslijst was een ‘ding buten verwachtinge’. En de voorzitter der Afd., Mr. Van der Vegte, onvermoeid in zijn geestige leiding, kruidde met kwinkslag op kwinkslag het feestelijk maal, waaraan de ‘suete brokskens’, ook in de overdrachtelijke beteekenis die de Verbondsvoorzitter er als een hoffelijkheid aan de dames aan gaf, bekoring bijzetten. Aan H.M. de Koningin en den teekenaar van de spijslijstprent werden telegrammen gezonden. In de Schouwburgzaal wachtte toen een gezelschap van uitvoerders, reeds genoemd in 't Maart-nr., om een programma af te werken, dat een echt Nederlandschen en Overijselschen geest ademde en heel veel te genieten gaf. Als ik in het bizonder op de zeer fraaie lichtbeelden door den heer Hoefer vertoond wijs, is het omdat ik zoo'n voordracht zeer geschikt acht voor een rondreis in den a.s. winter, als een krachtig pleidooi voor HeimatschutzGa naar voetnoot2). Ook al door deze voordracht is de Verbondsdag in Zwolle - de stad van Thomas à Kempis, Rouvenius, Swelinck, Terborgh, Bartjens, Rutger Jan Schimmelpenninck, Potgieter - voor de deelnemers geworden een samenzijn in nationalen geest met gewestelijke kleur. Vooral wij Hollanders voelden ons zoo in een geheel andere streek van ons vaderland, met een eigen karakter (en een eigen temperatuur), vol van herinneringen aan ons grootsch verleden, maar toch één met het groote geheel, voor welks instandhouding en bloei wij allen strijden. En van al dergelijke bijeenkomsten is dit het groote voordeel - misschien onuitgesproken wel het groote doel - dat wij door persoonlijke kennismaking met medestrijders, door het versterken van oude vriendschap en het sluiten van nieuwe, steeds meer onze saamhoorigheid en door eendracht ons machtiger gaan gevoelen. Overijsel is door deze algem. vergad. - burgemeester Bergsma telegrafeerde de stichting der Afd. Enschedé dien dag - voor goed voor het Verbond gewonnen. De volgende algem. vergaderingen moeten ons naar nieuwe onontgonnen gebieden voeren, om er leven te wekken. C. VAN SON. |
|