Japara, die beroemd was als houtsnijder, aan zijn hof te Kartasoera houten maskers (topèngs) en houten wajang's liet vervaardigen. Dat bedoelde kunst in Japara zich steeds heeft weten te handhaven tegen de ongunstige sociale en godsdienstige invloeden op het Javaansche kunstleven in het algemeen, blijkt ook nog uit de talrijke versieringen zoo in de huizen van aanzienlijken en gegoeden als in die van den eenvoudigen man, een omstandigheid, welke men ergens anders vergeefs zoekt. Maar terwijl men vroeger kon zeggen, dat de geheele residentie Japara zich op die kunst mocht beroemen, nam het aantal snijwerkers gedurig af en beperkte de gilde der ‘péngoekir's’ zich tot de plaatsen Japara en Koedoes. Over het algemeen was de achteruitgang dier kunstnijverheid te wijten aan het gebrek aan welvaart.
Tegen het einde van de vorige eeuw begon men meer aandacht te schenken aan de inlandsche nijverheid en dus ook aan de houtsnijkunst. Vereenigingen als ‘Oost en West’ en mannen als Rouffaer om me bij één naam te bepalen, die liefde hebben voor de onvervalschte kunst der inlanders, hebben ieder het hunne bijgedragen om de inlandsche kunstnijverheid voor een misschien algeheelen ondergang te vrijwaren. Door te trachten de belangstelling van het Europeesch publiek voor de inlandsche kunst op te wekken en den verkoop ook buiten Indië grooter te maken is werkelijk een niet genoeg te waardeeren dienst aan de inlandsche kunst bewezen. Men kent in Boeatan te 's Gravenhage of in het gebouw van ‘Oost en West’ te Batavia de producten, die men aanduidt met den naam Japaraasch snijwerk: sierlijk gesneden doozen van djati- of van geurig sandelhout, versierde rekjes, lijsten, tafels en miniatuurschermen en nog vele andere dingen. Men zal opgemerkt hebben, dat de versieringsmotieven nog geheel niet-Europeesch zijn. In de weelde van krullen vindt de weelderige fantaisie van den Javaan hare uitdrukking, in den overvloed van bloemmotieven zijne mildheid. Gelijk men weet zal ook een collectie van dit Japarasche snijwerk naar de Brusselsche tentoonstelling gezonden worden. Daar zal blijken of het schoone, dat ook in de uitingen van zuiver-Javaansche kunst gelegen is, door den vreemdeling wordt gevoeld, wanneer hij geheel objectief en in volle overgave de dingen beschouwt. Want gelijk reeds gezegd, is in de houtsnijkunst, voor zoover valt waar te nemen, nog niet de verbastering ingeslopen als die in sommige takken van kunstnijverheid als b.v. de batik. Zeker moet een kunst, die vooral hare toepassing vindt in zaken van dagelijksch gebruik en niet bestemd is om het eigenaardige Javaansche gevoelsleven zooals de wajangs te verzinnebeelden, met haren tijd meegaan. Bovenal moet een kunstwerk, hoe vreemdsoortig ook, àf zijn, zoowel
wat betreft de afwerking als het volhouden van karakter. Maar tusschen eigen ontwikkeling en wansmakelijke bijeenvoeging of nabootsing is een groot verschil. Hoe wanstaltig zijn b.v. niet de Ardjoena- of Krèsnabusten in blauwen steen, voortbrengselen van de nabootsingsnijverheid naar het model der Europeesche beeldjes, die de als vlakornament zoo sierlijke wajangfiguren, voor zoover zij de edele eigenschappen in den mensch vertolken, verminkt tot smakelooze caricaturen! Vergelijk eens daarmee de twee steenen beelden in de Indische zaal, vervaardigd door den Javaanschen beeldhouwer Iko. Zij zijn geen vrucht van eigen schepping weliswaar, maar wel getuigende van de goede opvatting omtrent de richting, die de Javaansche beeldhouwkunst moet uitgaan, wil zij nog eens wat beduiden. Die richting moet uitgaan van de waardeering der beeldhouwwerken zelf in de oude tempels.
Bij al de onbaatzuchtigheid en de onpartijdige beoordeeling van Nederlandsche kunstlievenden, bemoeiingen, het zij nogmaals gezegd, waarvoor wij niet genoeg erkentelijk kunnen zijn, zal toch m.i. de Javaansche houtsnijkunst niet zoo'n hooge vlucht kunnen nemen, als niet de Javaan zelf zijn kunstzin ontwikkelt en het kunstleven in 't algemeen opwekt. Eigen kunst in de eerste plaats in eigen huis, dat moet de Javaan wèl in overweging nemen. Hij hoede zich vooral voor wansmaak. Technisch kan veel
Paneeltje uit Koedoes.
verbeterd worden. Westersche techniek en ontwikkelde nationale kunstzin, wanneer deze beide samengaan, dan kan de kunst, waarvan de waarlijk vorstelijke zaal in het Koninklijk Paleis een voorbeeld is, inderdaad een Javaansche kunst worden.
NOTO SOEROTO.