Nederlandsch-onkundige wachters op Vlaamsche Spoorlijnen.
Naar aanleiding van een persoonlijk wedervaren, werd aan den Heer Minister van Spoorwegen onderstaande vraag gesteld en daarop door hem onderstaand antwoord gegeven:
‘154. Vraag (in 't Vlaamsch) door de heeren Buysse en Augusteyns, 16 Februari:
Op de lijn Esschen - Antwerpen, op treinen, waarop verreweg de meeste reizigers Nederlandsch-sprekenden zijn, zijn nog steeds Nederlandsch-onkundige treinwachters in bediening. Het feit werd vastgesteld te Esschen op 9 Februari, trein 55. Talrijke klachten zijn daarover reeds opgerezen. Zou de Heer Minister geene maatregelen nemen om die lijn te doen bedienen door Nederlandsch-kennende wachters?
Antwoord (in 't Vlaamsch): De reizigerstreinen, die op het baanvak Esschen - Antwerpen rijden, worden bediend door Vlaamschsprekende hoofdwachters en wachters, ter (met) uitzondering echter van de internationale treinen nrs. 109, 115, 122, 118, 131 en 170, die bediend worden door een personeel van het depot Quévy.
Slechts 5 van de 14 hoofdwachters en wachters van dat depot kennen Vlaamsch; doch ik heb de noodige maatregelen voorgeschreven om dien toestand in 't kort te doen ophouden.
Wat trein 55 betreft, waarvan in de vraag spraak is, die bestaat niet op het net van het Belgisch Staatsspoor; waarschijnlijk wordt trein nr. 26 bedoeld, die te Esschen aansluit met trein nr. 55 uit Nederland; nu op 9 dezer maand was trein nr. 26 bediend door een hoofdwachter en twee wachters, die Vlaamsch kennen.’
Werkelijk werd trein nr. 26 bedoeld. Daaromtrent hebben ambtenaren aan den Heer Minister medegedeeld, dat die trein bediend werd door één hoofdwachter en twee wachters, die Vlaamsch kennen.’ Ik bevestig, dat de wachter in dienst voor aan den trein, niet in staat was om Nederlandsch te spreken. Was hij daartoe wel in staat, dan heeft hij het niet willen doen en dan is het geval nog erger. Maar hij kon het niet; dat weet ik van den tweeden wachter aan wien ik gezegd heb: ‘Vriend, uw collega schijnt geen Nederlandsch te kennen.’ - ‘Neen, meneer, daar is al zoo dikwijls over geklaagd.’ - ‘Welnu, dan zullen wij daar nog eens over klagen.’ Ik verklaar dan, dat de onderhoorigen, die aan Minister Helleputte hebben medegedeeld dat bedoelde trein bediend werd ‘door een hoofdwachter en twee wachters, die Vlaamsch kennen’ hem voorgelogen hebben, wat niet waar is. Ik verlang niet door te gaan voor een gek, die niet weet wat hij zegt. De Heer Minister van Spoorwegen moet het weten of hij zich door onderhoorigen wil laten beliegen. Ik houd staan, wat ik verklaard heb en mijn reisgezel, de heer Kesler zal de waarheid van mijn gezegde staven.
In ieder geval blijkt uit de bekentenis van den Heer Minister, dat op de internationale treinen op deze lijn 9 hoofdwachters en wachters dienst doen, die geen Nederlandsch kennen. Ons optreden heeft er dan toe bijgedragen om hierin verandering te doen komen. Doch, is de Minister goedgezind, zijn hooger Waalsch personeel doet alles wat het kan om zijn beste inzichten te dwarsboomen. Daarom een woord tot Noord-Nederland. Duizenden Noord-Nederlanders zullen van 24 April af met deze internationale treinen naar Brussel reizen om de wereldtentoonstelling te bezoeken. Laten deze duizenden onder geen voorwendsel tot Belgisch treinpersoneel iets anders dan Nederlandsch spreken, in 1e en 2e klas, evenmin als in 3e. Belgisch treinpersoneel op die lijnen moet Nederlandsch kennen. Moesten onze leden het anders ondervinden, laten ze mij dadelijk daarvan nauwkeurig op de hoogte brengen. Ik ben altijd bereid om den Heer Minister gegronde klachten over te maken.
H. MEERT,
Spiegelstraat 20, Gent (België).