Neerlandia. Jaargang 14
(1910)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOp naar Maastricht!Ga naar voetnoot1)Zooals wij reeds hebben vermeld zal het e.k. Taal- en Letterkundig Congres gedurende de laatste dagen van Augustus te Maastricht gehouden worden. Evenals voor vijf en dertig jaren, in 1875, toen voor de eerste maal het Congres in Limburg's hoofdstad zijne vergaderingen hield, zal zij ook thans met de gulle hartelijkheid, hare inwoners eigen, hare gasten ontvangen. Onze geheele provincie zal het zich tot eene bizondere onderscheiding rekenen, zij zal hoog stellen de eer de Dietsche vrouwen en mannen vereend te zien op haren bodem, die altijd is geweest een echt vaderlandsche grond. Limburg toch heeft in den loop der eeuwen het juk moeten torschen der Noormannen, der Bourgondische vorsten, van den Spaanschen dwingeland, van Oostenrijk en van Frankrijk; zij heeft de rampen gekend van wreede meedoogenlooze oorlogen op haar gebied gevoerd, maar niettemin is zij nimmer gebleven de woonplaats van een onverbasterd Dietsch volk, getrouw aan de eerste Dietsche vrijheidskreet, die luide reeds hier heeft weergalmd, lang nog voor onze tijdrekening, getrouw tevens aan hare leuze: de taal is gansch het volk. Julius Caesar heeft zijn overwinnende adelaars hier gebracht; de Noormannen hebben dorpen, steden veroverd, hunne bewoners vermoord. Alva, Parma hebben hier hunne bloedige zegestandaards geplant, Lodewijk XIV en Napoleon hebben hunne legioenen over onze gouwen verspreid, allen hebben de vlaggen en vaandels neergehaald van het door hen overwonnen volk, maar nooit hebben zij kunnen neerhalen de vlag hunner zielen - hun taal; deze hebben onze voorouders steeds hoog welen te houden. Het is in deze taal, dat Hendrik van Veldeke, de eerste schrijver, waarop onze Nederlandsche letterkunde kan bogen zijn Sint Servaes-legende dichtte, het is in deze taal, dat Adriaan Poirters, van Weustenraad en van Hasselt hunne gedachten in rijm op schrift brachten; het is deze taal, welke de Limburger nog spreekt, het welluidend zoetvloeiend dialekt, een der tallooze schakels, welke te zamen vormen den onverbreekbaren keten - de Nederlandsche taal. Ook aan Dietsche kunst is Maastricht rijk. Haar prachtig monumentaal stadhuis is het gewrocht van Jacob van Campen; het inwendige prijkt met schilderijen van den Hagenaar Th. van der Schuur, van den Antwerpenaar P.D. Plumier, van den Maastrichtenaar Coekeleers, met tapijten van Van der Borcht, met stukadoorsschilderingen van den Limburger Doyen. Maastricht, voor eeuwen het Trajectum ad Mosam, de plaats waar de Romeinen hunne castra of legerplaatsen hebben opgeslagen, waar zij de Pons Mosae hebben gebouwd voor den overtocht hunner heirscharen, Maastricht, eenmaal een der sterkste vestingen van ons land, nu niet meer omkneld door een breeden gordel van eeuwen trotseerende muren, thans verjongd, verfraaid, trotsch op haar grijs verleden, trotsch op haar heden, trotsch ook op de prachtige haar omringende natuur, Maastricht zal den Congresbezoekers na den ingespannen arbeid als ontontspanning geleiden naar het Geuldal. Heuvelen, rood gekleurd door een ontzachelijk tapijt van bloeiende ericas, waaruit zich hoog verheffen als witte zuilen de zilveren stammen der berken; overal in het onmetelijk rondom kleine kerktorens, als glinsterende zwarte naalden, priemend in de heldere blauwe lucht; kleine, snel vlietende riviertjes en beken, hun weg nemend in grillige bochten en kronkelingen, nu eens door vruchtbare boomgaarden, dan onder dicht begroeide boschjes, dan weer langs weelderig met goudgeel graan bedekte akkers; hier, trotsch, dreigend, steil zich verheffend op den witzandigen bodem, de massaal hooge rotsen, groen gekleurd door de lange neerhangende spichtige wingerdranken; daar, nederig, bescheiden het kapelletje met het beeld der Moeder Gods, te midden van het eeuwig groenend dennenbosch. Ginds een oud kasteel met ronden zwart-leien koepeltoren en een omvangrijk park, onmiddellijk begrensd door een van klei- en zandsteen opgetrokken hut met grijsgrauw strooien dak; er achter een kleine moestuin met eenige hoog uitstekende zonnebloemen. | |
[pagina 49]
| |
Maasbrug.
Overal, zoover het oog reikt, een rustige kalmte, een verheven stilte, een enkele maal slechts gestoord door het geblaf van een hond, door het gezang van een leeuwerik hoog in de lucht... 'n stuk poëzie, een idylle. Zoo is de Geulvallei. Maastricht zal verder hen geleiden naar Slavante, het voormalige klooster der Minder broeders, de Observanten; zij zal hun toonen de prachtige vergezichten over het uitgestrekte Maasdal; zij zal met hen dolen door de in alle richtingen als een spinneweb zich kruisende gangen van den Pietersberg, die uren en uren ver zich uitstrekken en een doolhof vormen, waarin alleen zij, die van hun jeugd gewoon zijn hier rond te dwalen, den weg weten te vinden. Maastricht zal hen vergasten op Maastrichtsche blijspelen, door Limburgers geschreven, door Limburgers ten tooneele gevoerd. De beroemde zangvereeniging ‘de Maastreechter Staar’ zal met haar machtig koor hen doen hoorenRuïne Lichtenberg.
liederen uitsluitend van Noord- en Zuid-Nederlandsche dichters en toonzetters. Kortom Maastricht zal alle mogelijke pogingen in het werk stellen om hare gasten een ontvangst te bereiden hun en tevens haar waardig. Mogen velen, zeer velen, gehoor geven aan de uitnoodiging welke Limburg's hoofdstad tot hen zal richten. Mr. L.H.J. LAMBERTS HURRELBRINCK.
Valkenburg.
* * * Nederlanders en Stamverwanten in binnenen buitenland, richt uw reisplannen voor 1910 zoo in, dat ge eind Augustus het XXXIe Ned. T. en L. Congres te Maastricht kunt bezoeken en spoort anderen er toe aan! Kiekjes uit de omstreken van Maastricht.
|
|