Neerlandia. Jaargang 13
(1909)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdI.Het doel van 't hier volgend artikel is, in vaderlandsche kringen belangstelling te wekken voor het eigenaardig Hollandsche karakter, dat het door Nederlanders gestichte Friedrichstadt a.d. Eider kenmerkt. Dr. R. Haupt schrijft in zijn ‘Bau- und Kunstdenkmäler der Provinz Schleswig-Holstein’, dat men zich in vroeger jaren te Friedrichstadt geheel en al in een Hollandsch milieu verplaatst zag. ‘De huizen, trappen, leuningen, deurkloppers, de in verschillende kleuren beschilderde deuren en vensterluiken waren Hollandsch. Zoo was het nog in 1850. Toen heeft, helaas, het bombardement van 27 September tot 4 October de door de Denen bezette en versterkte stad voor 't grootste deel in asch gelegd, en dien slag kwam ze nooit weer te boven. De herbouw geschiedde in de armelijke vormen van den “Biedermannstijl”. Een paar nieuwe bouwwerken aan de Z.W. zijde der stad hebben haar uiterlijk slechts in haar nadeel veranderd’. Gelukkig is de belangstelling voor de typische bouworde van Friedrichstadt bij een deel harer ewoners herleefd. Waarschijnlijk interesseert ons eigenaardige stadje, bij nadere kennismaking, ook een deel der lezers van Neerlandia. Een artikel over de Treene- en Eiderstad moge daartoe in dit tijdschrift een plaats vinden. Ik dacht, het best een levendig beeld te kunnen geven door een reeks van cliché's bijeen te brengen van de merkwaardigste hoekjes mijner woonplaats, en gaf er de voorkeur aan als bijschrift een opstel van den Bauinspektor Paul Krause te vertalen en daar eenige nadere mededeelingen aan te verbinden. Immers is het beter, een autoriteit zelf te laten spreken dan, als leek, een, noodzakelijk onzelfstandig bewerkt, artikel over bouwstijl ten beste te geven. Het hier volgende is, met toestemming van den schrijver, uit Mühlkes boek ‘Von Nordischer Baukunst’ overgenomen. | |
[pagina 241]
| |
De Vereeniging van water en land, die Nederland zijn eigenaardig karakter verleent, beheerscht ook langs de geheele Duitsche noordzeekust de plaatselijke gesteldheid tot aan de Deensche grenzen. Het is daarom niet te verwonderen, dat men in beide streken, zoowel in de stad als op het land, veel overeenkomst vindt. Bovendien stroomden uit het oudere nederrijnsche cultuurgebied den bewoners der Sleeswijk-Holsteinsche kusten blijvende gaven van verschillenden aard toe. Daar, in de Nederlanden, zijn vele Duitschers in menigen tak van kunstnijverheid gevormd. Wandtegels, vaatwerk en ander huisraad, ja ook groote kunstwerken, zooals het FrederiksgedenkteekenHet Raadhuis vóór 1850.
in den Dom te Sleeswijk, kwamen uit die streken en dienden den thuisgeblevenen als voorbeelden voor eigen werk. Reeds in de 12e eeuw kwamen er Hollanders over, die door dijkbouw de vruchtbare kleilanden Plattegrond van Friedrichstadt, 1852.
(De oude Hollandsche namen zijn thans door Duitsche vervangen). aan de Elbe tegen de zee beschermden. Zelfs hebben ze aan de westkust een stad gebouwd. Dat gebeurde in 1621, aan de Eider, toen hertog Frederik III van Schleswig - Gottorp, Hollandschen Gereformeerden, die om hun Remonstrantsche opvattingen uitgeweken waren, hier een nieuwe woonplaats gaf. ‘Frederikstad’ was een vrijplaats voor de belijders van zeer uiteenloopende godsdiensten. Spoedig vestigden er zich, naast de Remonstranten, Joden, Lutheranen, Katholieken, Kwakers en Doopsgezinden. De Remonstranten vormden oorspronkelijk de meerderheid, maar, toen hun in Holland weer meer vrijheid gelaten werd, trokken de meeste welgestelde burgers spoedig naar het vaderland terug. Ook andere tegenspoeden, oorlog en stormvloeden, belemmerden den bloei dien de hertog de stad had toegedacht. De laatste ramp was het bombardement, in den herfst | |
[pagina 242]
| |
van 1850, waarbij de Sleeswijk-Holsteiners hun vervloeiende kracht geheel en al aan de door de Denen bezette stad verspilden, en de halve stad in aschlegden. Midden in den groenen ‘Marsch’ aan den rechteroever van de Eider, zoo dicht bij de monding der rivier, dat de zeeschepen de stad bij vloed bereiken konden, werd Frederikstad gebouwd; de plaatselijke gesteldheid gaf overvloedig gelegenheid, de vaderl. waterbouwkunde in praktijk te brengen. De Treene, die vroeger een eind verder stroomafwaarts in de Eider uitmondde, werd afgedamd, enBrug over den Burggraben; op den achtergrond de Luthersche Kerk.
door sluizen tegen de willekeur van ebbe en vloed beschermd. De daartoe gegraven verbindingskanalen gaven de hoofdlijnen voor het plan der stad aan. De grachten zijn ook heden nog met regelmatige boomrijen beplant en geven aan het kleine, zindelijke stadje zijn eigenaardig buitenlandsch voorkomen, dat de aandacht van de bezoekers boeit. Erger dan de bodem hebben de bouwwerken het in den loop der tijden moeten ontgelden. Van de kerken weet Haupt te berichten, dat vele versieringen van de verwoeste kerken afkomstig zijn, die aan de westkust door de zee van haar dorpen en gemeenten beroofd werden (Dat kan alleen Oude Remonstrantsche Kerk vóór 1850.
van de Luthersche en van de vroegere Remonstrantsche kerk gelden; de eerste heeft een van rotsblokken gebouwden toren; de oude Remonstrantsche Kerk was een typisch Oud-Hollandsch gebouw met twee frontgevels, in wier midden een tamelijk hooge houten toren gebouwd was. Deze kerk, waarvan bijgaande afbeelding het inwendige voorstelt, werd in 1850 in brand geschoten en later door een geheel nieuwe, een ‘stattlichen Putzbau im antikisierenden Charakter des 18. Jahrhunderts’, zegt Haupt. vervangen. (Noot v.d. vertaler). Er zijn niet veel woonhuizen uit den eersten Hollandschen tijd overgebleven. In 1902 moest weer een eenvoudig, maar deftig en goed onderhouden huis voor een nieuw wijken (zie afb. blz. 243). De voordeur en de twee vensters aan de rechterzijde behoorden tot het ruime voorhuis (hier Diele = deel genoemd), op den achtergrond zag men door een venster in de kelderkeuken; trapjes voerden er heen; eveneens leidden in de gang zichtbare trappen naar de lage tusschenverdiepingen en de bovenkamers. Uit het aangrenzende huis werd de betimmering van een kamer voor het Flensburger museum aangekocht. (Men vindt daar in het voorhuis nog een eigenaardige betimmering). In andere huizen treft men gebeeldhouwde deuren aan; vooral vindt men nog veel versieringen met Hollandsche tegels, onder anderen een wand, waarin het bekende motief een vogelkooi met een kanarie, gemetseld is. Het gebouw, dat wel van 't begin af het rijkste der stad geweest zal zijn, is gelukkig bewaard gebleven. 't Is de zoogenaamde ‘Alte Münze’, in 't bezit van de Doopsgezinde gemeente. Dit huis werd 1626 door den stadhouder van Moersbergen gebouwd; diens dochter gaf reeds ongeveer 1645 de zaal in den achtervleugel ten gebruike aan de Luthersche Gemeente. In het jaar 1652 kochten de Doopsgezinden het grondstuk en richten de zaal tot kerk in. Dit deel van het gebouw bevatte, volgens de overlevering, de salons van den Stadhouder; waar- | |
[pagina 243]
| |
schijnlijk ook de overige woonkamers. Terwijl de wenteltrap reeds tot het oorspronkelijke plan behoorde,
Huis aan den Burggraben, voor eenige jaren afgebroken. (Met toestemming van Wilhelm Ernst & Sohn overgenomen uit ‘Mühlke: Von nordischer Volkskunst’).
dagteekent de kerkekamer (nog steeds ‘das kammertje’ genoemd) van de verbouwing in 1708. (Slot volgt). Friedrichstadt, 1909. F. PONT. |
|