Een Nederlandsche tentoonstelling voor het buitenland.
Onder dezen titel geeft de heer L. Simons te Amsterdam in dit blad, No. 9, Sept. '09, eenige beschouwingen ten beste.
In verband hiermede kan ik mededeelen, dat de ‘Vereeniging voor Tentoonstellingsbelangen’ in hare jaarlijksche vergadering te Utrecht in 1907 gehouden, dit punt reeds commissoriaal maakte en op de dezer dagen in Den Haag gehouden vergadering van het Uitgebreid Dagelijksch Bestuur wederom de wensch werd uitgesproken, dat het onderwerp nader in studie zou worden genomen.
Het motief, dat vooral op den voorgrond werd gesteld, was, dat Nederland, hoe goed het ook op eene Internationale Tentoonstelling zijn best doet, toch altijd tegenover de inzendingen der andere Rijken in verdrukking komt.
Bij de Vereeniging is het onderwerp dus aanhangig en zij aanvaardt bijzonder gaarne de invloedrijke medewerking van het Hoofdbestuur van het Algemeen Nederlandsch Verbond.
Latere besprekingen kunnen dan doen blijken, of van tentoonstellingsschepen zal worden gebruik gemaakt. Hierover zijn door derden wel bij herhaling plannen gemaakt, maar voorzoover mij bekend, is het bij plannen gebleven.
J.E. SCHOLTEN,
Voorz.: Vereeniging voor Tentoonstellingsbelangen.
Groningen, 30 September 1909.