Deelneming door Nederlandsch-lndië aan de tentoonstelling te Brussel in 1910.
Door de Nederl. Indische Commissie voor de Wereldtentoonstelling te Brussel is een rondschrijven verspreid, waaruit het volgende zij medegedeeld:
De Nederl. Indische onderafdeeling zal een oeconomisch karakter dragen.
Het streven zal zijn aan de wereld de uitkomsten van den koloniseerenden arbeid, onder Nederland's leiding, te toonen; de waarde van de hulpbronnen der overzeesche gewesten te doen kennen; en te doen zien in welke mate Nederl. Oost-Indië aan het wereldverkeer deelneemt en nog verder zal kunnen deelnemen.
De Commissie wenscht alzoo door middel van de tentoonstelling een overzichtelijk beeld te geven van de Nederl. koloniën, voor zoover die, vooral uit een oeconomisch oogpunt van belang zijn. Zij stelt zich daartoe voor de inzendingen te brengen onder vier hoofdgroepen:
1. | de natuur van de overzeesche gewesten; |
2. | de administratie en de openbare diensten; |
3. | de bewoners en hun bedrijf (a. de inheemsche bevolking; b. de Aziatische vreemdelingen; c. de Europeanen.); |
4. | de deelneming van Nederl. Indië aan het wereldverkeer. |
Een geïllustreerde synthetische catalogus moet van dat beeld een samenvattend overzicht geven, waar noodig gesteund door statistische gegevens.
De Commissie stelt zich die opzet voor, vooral met betrekking tot de officieele Indische inzending, waaraan echter door bijzondere inzendingen, welke in het kader passen, steun zal kunnen worden verleend. Voor zoover die laatsten, naar het oordeel der Commissie, in het ter harer beschikking staande gedeelte van het gebouw der Nederlandsche afdeeling, eene plaats zullen kunnen vinden, worden daarvoor geene plaats-huren in rekening gebracht. Daarbuiten deelnemende aan de gewone groepen van inzendingen, zul-