Neerlandia. Jaargang 13
(1909)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe voertaal tusschen europeesche en inlandsche ambtenaren.Aan de hoofden van gewestelijk bestuur op Java en Madoera, behalve die der Vorstenlanden, is van wege de algemeene secretarie het volgend rondschrijven verzonden:
De gouverneur-generaal heeft tot zijn leedwezen van verschillende zijden vernomen, dat ook nu nog meermalen europeesche ambtenaren de door de regeering, bij de in Bijblad no. 6118 en 6496 ogenomen aanschrijvingen, gegeven wenken en bevelen, met betrekking tot de behandeling van inlandsche ambtenaren en beambten, in den wind slaan en, in het bijzonder nog altijd bepaald weigeren zich met Nederlandsch sprekende inlandsche ambtenaren in die taal te onderhouden, en, niettegenstaande het te dien aanzien herhaaldelijk door de regeering kenbaar gemaakt stellig verlangen, door hunne houding tegenover jongere prijaji'sGa naar voetnoot*) duidelijk doen blijken dat zij, liever dan in het Nederlandsch, in de landstaal door hen wenschen te worden toegesproken. De landvoogd kan en mag niet toelaten dat op dergelijke wijze zijne stellige bevelen als ongeschreven worden beschouwd. Niet alleen dat den Nederlandsch sprekenden inlandschen ambtenaren volle vrijheid moet worden gelaten om die taal als voermiddel te gebruiken bij hunne aanrakingen met europeesche ambtenaren, zij moeten daarin zelfs worden aangemoedigd. Er zullen toch inlandsche ambtenaren zijn die, uit traditie en door ervaring geleerd, zelve meenen der hormat te kort te doen wanneer zij zich tegenover een Europeaan van eenigen rang van de hollandsche taal bedienen; er zullen er ook zijn, die beschroomd zijn Hollandsch te spreken, omdat zij - terecht of ten onrechte - meenen, zich in die taal niet vloeiend genoeg te kunnen uitdrukken. Een ernstig gemeend, met tact en vooral met eene zekere mate van welwillendheid geuit woord van aanmoediging, zal in den regel voldoende zijn om in dergelijke gevallen den schroom van de inlandsche ambtenaren te overwinnen. Voorts zal de mogelijkheid in het oog zijn te houden, dat van de zijde van oudere, niet Nederlandsch sprekende inlandsche ambtenaren uit verlegenheid voor hun eigen gemis aan opleiding dan wel om andere redenen op hunne wèl Nederlandsch sprekende onder- geschikten drang wordt uitgeoefend om zich tegenover de europeesche ambtenaren van de landstaal te bedienen. Mocht van eene dergelijke tegenwerking van die zijde blijken, dan zal daaraan onmiddellijk een einde moeten worden gemaakt.
Op last van Z.E. deelt de 1e gouvernements-secretaris het vorenstaande mede en roept de medewerking in opdat de wenschen der regeering ten deze den europeeschen en v.z.n. ook den inlandschen ambtenaren nader worden kenbaar gemaakt en op de nauwgezette naleving daarvan voortdurend toezicht worde gehouden, met verzoek voorts om onmiddellijk te rapporteeren wanneer, op welke wijze ook, de bevelen der regeering ter zake niet worden opgevolgd of tegengewerkt, zullende alsdan zeer ernstige maatregelen tegen den betrokkene worden genomen. |
|