nog al eens openstaan en feitelijk de eenige vensters zijn; ze heeten heel eigenaardig ‘vogeldeurtjes’, stellig vanwege de zeer geringe breedte.
Het hooge steile dak, het kunstigst gedeelte uit bouwkundig oogpunt, van het huis, is met idjoek, de zwarte vezelstof van den arènpalm gedekt; voor en achter loopt het uit in de nabootsing van een buffelkop, met witte, gepleisterde horens. Het valt niet te ontkennen, dat deze daken, soms nog met mos bedekt, een schilderachtigen indruk maken.
Betreden wij nu het huis om het van binnen te bezien. Daartoe moeten we eerst een trap op, meestal een schuinstaand stuk hout, of een bamboe met inkepingen. We komen dan op een stoep zal ik het maar noemen, van ronde bamboes, die soms bedenkelijk heen en weer kunnen rollen, waarom ik u voorzichtigheid aanraad. Op deze stoep staat allerlei gerei: bamboe watervaten, groote blikken en potten met indigoverfstof, draagmanden voor kippen enz.; ook dient de eene helft, daar waar de bamboes een beetje uit elkaar liggen voor een niet nader aan te duiden, maar heel natuurlijke verrichting. We zijn nu tot de deur genaderd. Eerst een opstapje, het einde van een balk, die door de geheele lengte van het huis loopt, en dan over den drempel, doch bukken als 't u belieft, als ge langer dan vijf voet zijt. Nu zijt ge dus in het huis en ziet... voorloopig zoowat niets, door den overgang uit het schelle licht in dit halfduister. Maar dat went spoedig. Nu zien we, dat de vloer zich over het geheele huis uitstrekt, in twee helften gedeeld door een goot, welker bodem gevormd wordt door den zoo even genoemden balk. De vloerhelften hellen eenigszins naar deze goot af. In elk der beide vloerhelften komen twee stookplaatsen voor, niet meer dan in den vloer uitgespaarde vierkanten van ongeveer een Meter lang en breed, met aarde gevuld, waarin vijf haardsteenen overeind staan, die als het ware twee treeften vormen, dus aan twee gezinnen gelegenheid gevende hun potje te koken. Hier zijn vier stookplaatsen, dus gelegenheid voor acht gezinnen, het is dus, op zijn Bataksch, een huis met acht djaboe's. En inderdaad wonen er acht gezinnen heel broederlijk bijeen. Eene afscheiding in vertrekken bestaat niet. Matjes, die men bij wijze van gordijnen kan neerlaten vormen 's nachts de eenige afscheiding en beschermen bij de Egyptische duisternis, die er dan heerscht voldoende tegen onbescheiden blikken. Andere ongepastheden (die dan trouwens minder voorkomen, dan gij zoudt denken)
willen we met den mantel der liefde bedekken.
Een paar voet boven elke stookplaats heeft men een rekwerk, van drie, vier verdiepingen, die naar boven toe al grooter en zwaarder van bouw worden. Op de onderste droogt men gewoonlijk de rijst, die men voor den eerstvolgenden maaltijd wil stampen. Verder bergt men op dit rekwerk, kookpotten, pannen, allerlei gereedschap en brandhout.
Alles in huis is van rook doortrokken, en zwart van roet, geen wonder waarlijk, waar er dagelijks acht open vuurtjes minstens tweemaal branden. Gedurende het bereiden van den maaltijd is het er dan ook niet uit te houden van den rook. Een aangenaam nachtverblijf is zoo'n huis voor een Europeaan zeer zeker niet, ook al door de vele ongenoode gasten. Wie weet herbergen wij er nu niet reeds enkele! We zullen dan ook maar niet langer hier blijven, en nog even een wandelingetje door het dorp zelf doen.
Veel regelmaat bespeurt ge niet in de rangschikking der huizen. Ja, ze staan alle in ééne richting, maar dat is ongeveer de eenige orde. Ieder schijnt maar een plek te hebben uitgezocht, die hem het best leek. Ongeveer in het midden treft u een gebouw, dat veel heeft van een huis, op de omwanding na. Dat is de djamboer, het nachtverblijf voor de jonggezellen en voor vreemdelingen, meteen ook vergaderplaats en rechtszaal. Voorts allerlei kleinere huisjes, van verschillende afmetingen en vormen; dat zijn de rijstbewaarplaatsen (sapo), en dan aan den rand van het dorp een tamelijk hoog gebouw, eigenlijk een hoog dak boven een stevigen vloer, waarop twee, drie zware balken met een rij kegelvormige holten van een paar decimeter doorsneê. Dat is de lesoeng, de plaats waar meisjes en vrouwen door stampen met lange stokken de rijst van den bolster ontdoen. Mogelijk vindt ge er ook nog een smidse, hoewel die lang niet in elk dorp voorkomt, en dan zeer waarschijnlijk nog een klein, eigenaardig gevormd huisje, de geriten, waarin schedels en doodsbeenderen worden bewaard.
Het beeld van een dorp is hiermede nog niet volkomen geteekend. Behalve de menschelijke bewoners n.l. herbergt het ook een menigte huisdieren: varkens, kippen, katten en honden in de eerste plaats, maar zeer dikwijls ook paarden, koeien en buffels in grooter of kleiner aantal. Huisdieren in strikten zin zijn alleen de honden en katten, daar deze ook in het huis verkeeren. De varkens loopen vrij rond en snuffelen bij voorkeur onder het huis en onder de ‘stoep’ (toeré). De koeien, die overdag buiten grazen, vinden hun nachtverblijf ook onder het huis en de buffels, indien ze niet in kralen buiten het dorp worden opgesloten, brengen den nacht door in diepe, met modder en drek gevulde kuilen, soms vlak naast de huizen. Alleen de paarden worden behoorlijk gestald in stevige, goed gesloten, ja gebarrikadeerde stallen, die tegen het huis zijn aangebouwd. Mij dunkt, het medegedeelde is voldoende om u te doen zien, dat een Bataksch dorp een ander beeld te zien geeft dan onze liefelijke soms haast overzindelijke Hollandsche dorpen niet alleen, maar ook niet bepaald een woonplaats is, waar met de meest voor de hand liggende gezondheidsvoorschriften rekening is gehouden.
In hoofdzaak is er tusschen de Tobasche en de Karosche dorpen geen verschil. Alleen zijn de eerste meestal veel kleiner, verder door een hooge aarden wal omgeven, terwijl de Karodorpen door een eenvoudige bamboeheining zijn afgesloten. En eindelijk is dit het meest kenmerkende van een Tobasch dorp, dat de huizen in twee evenwijdige rijen tegenover elkaar staan, zoodoende iets vormende, dat op een straat gelijkt.
De bouwtrant der huizen is eenigszins anders; terwijl de Karo-huizen ook aan de voor- en achterzijde een dak hebben, ontbreekt dit aan de huizen in Toba