1. | De singkamboom brengt slechts singkamspruiten voort. |
| |
2. | Een prauw vergaat niet voor een deel. |
| |
3. | Men kan niet met één hand in de handen klappen. |
| |
4. | Jonge eendjes gaan naar het water, kuikens naar het rijstblok. |
| |
5. | Als olifanten met elkaar vechten wordt het dwerghert platgedrukt. |
| |
6. | Eerst als men door den vloer gezakt is wordt deze hersteld. |
| |
7. | Looze rijstaren staan rechtop, volle hangen neer. |
| |
8. | (Een bekrompen mensch) is als een kikvorsch onder een klapperdop. |
| |
9. | Tegen een krokodil is niet te duiken. |
| |
10. | Al regent het in andere landen goud
En in het onze steenen,
Toch is het onze ons het dierbaarst. |
| |
11. | Houd u aan ‘het recht van de kip met kuikens’; ze heeft de zwarte en de witte even lief. |
| |
12. | Spreekt recht als iemand die een slang slaat in het rijstveld: de slang worde niet gedood, de rijst knakke niet, de stok breke niet. |