Neerlandia. Jaargang 13
(1909)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 141]
| |
No. 30. Een massief steenen tombe te Pangoeroeran (Samosir), waarin de beenderen van de voorouders van eenige voorname hoofden verzameld zijn.
(Opgenomen door den controleur W.K.H. Ypes.) psalmen of gezangen loopen te zingen. Op de Zendingsscholen en in de Zendingskerkjes ook elders onder de Bataks worden godsdienstige liederen ingestudeerd, veelstemmig, op pakkende vlotte opgewekte wijzen dikwijls, die veel nader staan aan de zangwijzen van het Heilsleger dan aan die onzer Hervormde kerken. De begeleidende muziekinstrumenten zijn de Europeesche: trompet, orgel, viool. Van zang en muziek onder de Mohammedaansche of onder de nog heidensche Bataks is slechts sprake in geheel anderen zin. Wat een Bataksch orkest van de Karo-hoogvlakte (in het Noorden) te hooren geeft is een streng-rhythmische klingklang ter begeleiding van den dans of van het halfzingend reciteeren van klaagliederen; melodie zit er niet veel in, alleen in de klarinet, doch deze wordt overstemd door de gong en de trommen (pauken). Bij deze muziek van groote gong (goeng), kleine gong (penganak), klarinet (saroené) en drie trommen (gendang) wordt zelden gezongen. Op Java zijn wij in later tijd gaan beseffen, dat wij van gamelan en angkloeng konden leeren, - die niet moesten verachten. Zoo zullen wij wellicht ook in de Bataklanden onze manier van musiceeren en zingen gangbaar kunnen maken, zonder daarom het inheemsche weg te dringen. |
|