naar Balige (pl. m. 80 K.M.), niettegenstaande er in den namiddag een sterke wind opstak en er een golfslag stond niet ongelijk aan dien der Zuiderzee tusschen Enkhuizen en Stavoren bij flinken Noordwestenwind!
Ten Zuiden van het meer, in Toba en over de Hoogvlakte van Toba heeft men zeer goede wegen, vooral de hoofdweg van Baligé over Si Borong-borong naar Taroetoeng is in uitstekenden staat. Hier zou men dus kunnen rijden. Maar de rijtuigen ontbreken vooralsnog! Een Chinees te Taroetoeng heeft één, niet erg gemakkelijk rijtuig, dat is alles. Hoe mist men hier de zoo praktische ‘karèta séwa’ en ‘sado’ uit Deli. Het personenverkeer is echter naar men mij zeide te gering om een verhuurderij van karretjes een bestaan te waarborgen. Zelfs rijpaarden zijn niet steeds te krijgen, ten minste in Toba niet, of men moet met den Chinees in Taroetoeng, die ook het vervoer van goederen voor het Gouvernement heeft aangenomen, den ‘aannemer barang’ een afspraak hebben gemaakt. Zoo kan het dus voorkomen, dat men den tocht Baligé - Taroetoeng te voet moet doen. Zeer dikwijls echter kan men op de hulpvaardigheid der daar wonende zendelingen rekenen. Zoo'n tocht van Baligé over de Toba-hoogvlakte naar Taroetoeng zou eigenlijk, evenals de reis over het Tobameer, een afzonderlijke beschrijving verdienen. De vele fraaie kiekjes van den heer Ypes in dit nummer geven echter van een en ander een goeden indruk, en overigens zij het mij vergund te verwijzen naar de Mededeelingen van het Ned. Zendelinggenootschap van 1899, blz. 238-300.
De verbinding van Taroetoeng met de havenplaats Siboga (Si Bolga), thans ook hoofdplaats der residentie Tapanoeli is nog niet al te schitterend. De weg is n.l. voor karren en rijtuigen niet begaanbaar, door de vele steile hellingen. Te paard is het evenwel een zeer merkwaardige tocht. Heeft men voor wisselpaarden gezorgd, dan kan men de reis desnoods in één dag doen, maar dit zal ik niemand aanraden. Men doet er meestal twee dagen over; gaat den eersten dag ongeveer 19 paal (1 paal = 1500 M.) en overnacht te Pagaran Pisang op omstreeks 700 M. boven de zee, waar een ‘pasanggrahan’ is.
Deze ‘pasanggrahans’ waarvan men er aan al de min of meer belangrijke wegen een of meer vindt, terwijl men ze ook op de voornaamste plaatsen: Siboga, Balige, Taroetong, Si Pirok, Padang Si Dimpoean, Panjaboengan enz. aantreft, zijn Gouvernementsgebouwen, waar doortrekkende ambtenaren kunnen overnachten, en waar meestal ook het noodige voorhanden is voor het bereiden van een goeden maaltijd. Ook particulieren kunnen, voorzien van een schriftelijk vergunningsbewijs van het gewestelijk hoofd van bestuur, daarvan gebruik maken, als er plaats beschikbaar is. De tarieven voor de voedingsmiddelen, zoowel als voor het gebruik van beddegoed, tafellinnen enz. zijn zeer billijk gesteld. Werkelijk, die pasanggrahans zijn een ware uitkomst voor den reiziger, en dragen er veel toe bij de reis prettiger en minder bezwarend te maken in een land, waar geen hotels zijn, en waar wegens het geringe aantal Europeanen dat er woont, de anders gunstig bekend staande Indische gastvrijheid een deugd zou worden, welker beoefening wel wat al te zwaar zou drukken.
Doch we waren te Pagaran Pisang. Den volgenden dag gaat men meestal zeer vroeg op weg om de overige 22 paal af te leggen, want men mag rekenen dat men gemiddeld niet veel meer dan 3 paal per uur aflegt, en het laatste deel van den weg is knapjes warm. Afwisseling is er ook niet veel, behalve de fraaie hangbrug over de Aek Raïsan. Mooi is ook het gezicht op de baai van Siboga (16 paal in doorsneê!) en den Indischen Oceaan, doch deze krijgt men eerst in het gezicht als men nog slechts 4 paal van Siboga verwijderd is. Van Taroetoeng (Silindoeng) gaat ook een weg rechtstreeks naar het zuidelijke Batakland, langs het dal van den Batang Toroe, over Pangaloan, Si Mangoemban en Si Pirok naar Padang Sidimpoean. Deze weg is warm, maar zeer de moeite waard. Men passeert o.a. een fraaie brug over de Aek Poeli. Van Si Pirok verder zuidwaarts kan men van karretjes gebruik maken. Men rekent gewoonlijk voor den afstand Taroetoeng - Padang Sidimpoean vier dagen en overnacht dan achtereenvolgens te Pangaloan, Si Mangoemban en Si Pirok. Zoo ingedeeld is de tocht niet vermoeiend.
Het zuidelijk Batakland is van prachtige wegen voorzien, zóó fraai en over het geheel van zulke flinke ijzeren, steenen en houten bruggen voorzien, dat zelfs met September 1908 die wegen (de hoofdweg althans) voor het automobielverkeer zijn opengesteld. Totnogtoe zal er weinig of geen gebruik van zijn gemaakt, want bij mijn weten zijn er nog geen tufrijtuigen. Maar dat zal waarschijnlijk niet lang meer duren, nu er verschillende ondernemingen pas zijn geopend of binnenkort geopend zullen worden. Ook zou dan het vrij drukke postvervoer (de overlandpost naar en van Padang) gedeeltelijk per tufrijtuig kunnen geschieden. Nu reist men er algemeen in met twee paarden bespannen rijtuigjes (bendi), die op de belangrijkste plaatsen te huur zijn. Men betaalt daarvoor 25 cent per paal, alleen op het stuk Siboga - Padang Si Dimpoean, dat, hoewel fraai, tamelijk zwaar is door de groote hellingen hier en daar, 30 cent. Dat daardoor het reizen er nog al kostbaar is, is duidelijk.
De afstand Siboga - Padang Si Dimpoean bijv. is 58 paal, die van laatstgenoemde plaats naar Panjaboengan ruim 48 en van hier naar Moeara Si Pongi, heel in het zuiden van Klein-Mandaïling 40 paal. Gewoonlijk legt men niet meer dan 6 à 7 paal per uur af, oponthoud door omspannen enz. meegerekend.
De vele Delianen, die met verlof naar Europa gaan, zou ik aanraden eens de reis over land door de Bataklanden en de Padangsche Bovenlanden naar Padang te doen, en daar scheep te gaan naar Nederland. Een enkele heeft dit reeds gedaan en het zal hem zeker niet hebben berouwd, want op deze reis maakt men kennis met een der meest belangwekkende en schoonste streken van ons te weinig gewaardeerde Insulinde.
M. JOUSTRA.