Geachte Redactie,
Er bestaan in het Moederland omtrent deze kolonie veelal verkeerde voorstellingen, gegrond op min of meer onjuiste berichten van landgenooten, die slechts korten tijd hier ter stede verwijlen. Ook het verslag van Mr. Thelen, over zijn bezoek aan Smyrna (Jan.-nr. blz. 4), mag niet op juistheid bogen.
Mr. Thelen heeft medegedeeld, dat van de uit een 300-tal personen bestaande Nederlandsche kolonie te Smyrna, 200 ervan geen ‘zuivere’ afstammelingen meer zijn. Wat Mr. Thelen daaronder verstaat is mij eenigszins duister, maar zooveel is zeker, dat er in Smyrna slechts vijf ‘zuivere’ Nederlanders, - waaronder ik uit Nederlandsche ouders geboren kinderen versta - zijn; de overige 233 als Nederlanders in het register van het Consulaat Generaal te boek staande personen, zijn allen zonder onderscheid, de afstammelingen van Nederlandsche bet-overgrootvaders, overgrootvaders, grootvaders en vaders, die met vrouwen wier moedertaal het Nederlandsch niet was, gehuwd waren of zijn; - met andere woorden: sedert de 18e eeuw is geen enkel lid der Nederlandsche kolonie te Smyrna zijn vrouw in het Moederland gaan zoeken, en het is dus niet te verwonderen dat het in de kolonie met de kennis onzer taal, letterkunde en geschiedenis zoo treurig gesteld is; - aan de Nederl. regeering de schuld te wijten, zooals de heer Maurits Wagenvoort dit in zijn over Smyrna in het licht gegeven couranten-artikelen voor eenige jaren deed, is dan ook onrechtvaardig.
Dank zij de sedert eeuwen tusschen de Europeesche mogendheden en Turkije bestaande verdragen, blijven de in Turkije geboren afstammelingen van Nederlanders, ten eeuwigen dage, onder het Nederlandsch gezag, maar voor het overige heeft de kolonie hier niets Nederlandsch en hare leden onderscheiden zich door zeden en gewoonten noch door hun uiterlijk van alle andere Smyrnioten, ja zelfs ‘de ringbaard’ bestaat niet anders dan in de verbeelding van den geachten verslaggever.
Ook het beweren van Mr. Thelen, dat ‘de oudsten nog wel Hollandsch kunnen verstaan’, is geheel onjuist; onder de ouderen is slechts de heer Alfred Lavino, die de zoon van een geboren Rotterdammer is, onze taal machtig en ook de Kanselier van het Consulaat-Generaal, de heer E. de Hochepied, verstaat een weinig Hollandsch; onder de jongeren maakt (behalve mijne kinderen, die gedurende drie jaar in Nederland onderwijs genoten), alleen de oudste zoon van den Nederl. vice-consul, die de handelsschool te Amsterdam bezocht, een uitzondering; - de twee leerlingen die de lessen in het Nederlandsch, door den WelEerw. heer Kats en later door Pater Ham gegeven, volgden, kunnen ook niet het kleinste zinnetje in het Hollandsch stamelen, en dat mag geen verwondering baren, want noch thuis, noch elders hooren die kinderen Hollandsch spreken; de loffelijke poging van onzen verdienstelijken vroegeren Consul-Generaal, Jonkheer De Sturler, die den Nederlandschen cursus in het leven riep, heeft niet aan de verwachting beantwoord, maar niet aan dien uitstekenden ambtenaar, doch aan den ‘practischen zin’ der zoogenaamde Nederlanders hier ter stede, die er eenvoudig het ‘nut’ niet van inzien, dat hunne kinderen Nederlandsch zouden leeren, is het te wijten, dat de Nederl. cursus te Smyrna een ‘fiasco’, en elke cent aan dien cursus verspild, weggeworpen geld is.
Wel is waar is ook het beweren van Mr. Thelen dat het Nederl. Hospitaal ‘het Nederl. element in stand kan houden’ minder juist, maar toch, de herstelling van dat Hospitaal - ook weer het werk van Jhr. De Sturler - en het instandhouden er van, strekt den Nederlandschen naam tot eer en komt in niet geringe mate aan het aanzien der Nederl. kolonie te Smyrna ten goede.
Hoogachtend,
J.C.F.W. SCHMID.
Smyrna.