dell' Anima in Rom’, een gewichtig belang van Nederlandsche Katholieken krachtig verdedigd.
Sedert jaren reeds was de aandacht, ook die der Nederlandsche Regeering, gevestigd op deze zaak, die werkelijk de aandacht wel verdient. Onder de kerkelijke stichtingen te Rome zijn er meer, bij welke van niet of weinig in aanmerking genomen Nederlandsche belangen sprake is, maar geen enkele daarvan kan in beteekenis wedijveren met de groote, rijke, thans zoo goed als geheel onder Oostenrijksch beheer gekomen stichting van den Dordtschen pauselijken soldaat Jan Pietersz, die voor het einde der 14e eeuw den grondslag legde voor een ‘hospitium’, tot het midden der 16e eeuw het troetelkind van Nederlandsche Katholieken, tijdelijk of voorgoed te Rome gevestigd. Maar de tijden veranderden; de Hervorming en de groote Spaansche oorlog kwamen en Italiaansche, later Oostenrijksche geestelijken maakten zich meester van de in oorsprong Nederlandsche stichting, waar Paus Adriaan VI, kardinaal Willem van Enckevoirt en verscheidene andere Nederlanders bijgezet zijn, in welker boeken de getuigschriften zijn te vinden van Nederlandsche goedgeefschheid en Nederlandsche vroomheid. Toen in 1859 paus Pius IX een ‘sacra visita’ voor de stichting deed plaats hebben, werden de rechten der Nederlanders ook eenigszins erkend, naast die der Belgen, maar lang niet in voldoende mate, zooals spoedig bleek, toen men de geschiedkundige gegevens der stichting ging onderzoeken. Een jaar geleden gaf de Zwitser dr. Schmidtlin een zeer lijvig geschiedwerk over de Anima uit, waarin het rechtmatig aandeel der Nederlanders vrijwel... verdonkeremaand werd.
Dr. Brom kwam in een uitvoerige kritiek in ‘De Katholiek’ daartegen op en werkte thans zijn protest om tot een klein geschrift (uitg. Loescher & Co., Rome), waarin hij krachtig voor de rechten der Nederlanders opkwam in een taal, die voor de ‘belanghebbenden’ toegankelijker is dan het Nederlandsch.
Het verheugt ons te kunnen zeggen, dat zijn betoog heeft ingeslagen, ook bij de tegenwoordige beheerders der stichting, van wie welhaast daden tot opheffing der onbillijkheid mogen verwacht worden; zelfs dr. Schmidtlin komt eenigszins op zijn vroegere meening terug, al hebben duitsche chauvinisten van hun kant de krijgsklaroen gestoken. Laat ons hopen, dat de pogingen van onzen vriend spoedig met goeden uitslag bekroond mogen worden, en laat ons hem dankbaar zijn voor al wat hij doet, samen ook met Pier Pander, wiens woning (Via Nomentana 143 I) eveneens een middelpunt van Hollandsche gezelligheid te Rome is geworden, ja dit reeds was voordat ook het Nederlandsche Instituut (Via Frederiqo-Cesi 72) zijne gastvrije lokalen kon openen voor alle Nederlanders, die te Rome behoefte hebben aan voorlichting en hulp, niet alleen op zuiver wetenschappelijk gebied, aan echt Nederlandschen zin en echt Nederlandsche omgeving.
* * *
Dat het Nederl. Hist. Instituut te Rome, onder leiding van dr. Brom, ook aan de beginselen, die het A.N.V. voorstaat, ten goede komt, blijkt uit het onlangs verschenen verslag zijner werkzaamheid over 1907. Vooreerst wordt de naam van ons land op het gebied der wetenschappelijke studie in dit centrum van internationaal onderzoek hoog gehouden door den noesten arbeid van den directeur, die onlangs een uitvoerigen en belangrijken catalogus van archivalia betreffende Nederland, bewaard in het Vaticaansche archief, heeft voltooid, waarvan reeds een statig deel is uitgegeven in de uitgaven ('s Gravenhage, Mart Nyhoff) onder leiding van de commissie van Advies voor 's Rijks Geschiedkundige Publicatiën. Dr. Orbaan onderzocht tegelijk in de groote Vaticaansche en andere Romeinsche bibliotheken de gegevens betreffende Nederlandsche kunstenaars en geleerden; binnenkort is ook een deel zijner bevinding voor den druk gereed. Beide heeren gaven herhaaldelijk inlichtingen betreffende bronnen in Italiaansche archieven aan binnen- en buitenlandsche geleerden. De boekerij van Nederlandsche werken op geschiedkundig gebied (nu pl. m. 1600 deelen) bewijst steeds belangrijker diensten, ook aan Nederlanders, die tijdelijk te Rome vertoeven, en aan hen, die elders in Italië behoefte hebben aan Nederlandsche geschiedkundige literatuur. Er is in het Instituut zelf uitnemende gelegenheid voor studie, nu het door de vrijgevigheid der Regeering niet langer de gastvrijheid van het Pruisische Instituut behoeft in te roepen voor zijne boekerij, maar deze in een eigen lokaal in de woning van den directeur, heeft kunnen opstellen, wat met de nationale waardigheid beter strookt. Velen reeds plegen onder leiding van den directeur van die gelegenheid gebruik te maken en het Instituut kan daardoor beter aan zijne roeping beantwoorden, dank zij ook den schenkingen van milde gevers van gelden en boeken ten behoeve der boekerij.
Leiden.
P.J. BLOK.