bij het maken der Rotterdamsche kaaimuren. In den avond werd de opvoering bijgewoond van Vondel's ‘treurspel aller treurspelen’: Adam in Ballingschap. De opvoering was uitstekend; toch was een Genienaar nòg meer verheugd om het feit, dat hij in de wandelgangen overal de meest voorname menschen Hollandsch kon hooren praten: dit maakte meer indruk dan de vertooning.
Den volgenden dag, Zondag 20 September, vertoonde de Residentie zich op haar best. Toen het vele Japansche en Chineesche kunstwerk in het Huis ten Bosch (waar de eerste vredesconferentie gehouden werd) was bezien, volgde een prachtige wandeling door het Haagsche Bosch, waar het klare goud der boomen stond te spiegelen in de vijvers. Ook het andere Koninklijk paleis in het Noordeinde, werd doorwandeld. Het snijwerk uit Djapara (op Java) dat de Indische zaal versiert, moest bewonderd worden, en de gladde vloer in de danszaal werkte wel heel verleidelijk! Om twee uur werd een kijkje genomen in de Ridderzaal, daarna zag men de schatten van het Mauritshuis, en toen eindelijk de laatste, de hevigste schilderijliefhebbers genoeg gezien hadden, was het nog steeds mooi weer, en liepen nog steeds de Scheveningsche boerinnen in Zondagspak langs den Ouden Weg. Na den eten werd de gezelligheid naar het Kurhaus verplaatst. De directie was zoo buitengemeen vriendelijk geweest vrijkaarten voor het concert te verschaffen, dank zij de voorspraak der Afdeeling ‘Stamverkeer’.
Maandag van de tweede week begonnen de colleges weer. 's Middags woonden de Vacantieleergangers de plechtigheid bij van de overdracht van het rectoraat der Hoogeschool. Daarna waren de dames weer op een kopje thee genoodigd bij de Leidsche dames-studenten, en gingen dus niet mee met de in groepen ondernomen tochtjes naar Den Haag en de zee in bij Katwijk. De volgende middagen werden gevuld: Dinsdag met een bezoek aan de Lakenhal, en een wandeling van Lisse naar Sassenheim, opgeluisterd door hardloop-wedstrijden, Woensdag met een wandeling naar 't intieme Warmond, en hevige scheepsgevechten op de Warmonder Zee, Donderdag met een klein stapje naar de uitspanning De vink, bij Leiden, waar natuurlijk weer een ongemakkelijk bankje in een boot verkozen werd boven de luiste stoelen aan den wal.
Nu ben ik met mijn verhaal reeds te ver, want den Dinsdagavond heb ik overgeslagen. Dien avond kon de Studenten-Afdeeling haar gasten een concert aanbieden, dank zij de groote vriendelijkheid van mej. Fokker, uit Den Haag, mej. Blüggel, uit Leiden, en de heeren Van West en Uljee, die het gehoor vergastten op piano-solo, op liederen, en op eene sonate en variaties voor viool en piano. Hoewel er zeer velen, vooral van de pas teruggekomen studenten, elders heen gelokt waren door een beruchte Weensche operette, toch was de belangstelling vrij groot. De afwezigen hadden ongelijk, want de avond was genotvol.
Donderdag nam het verblijf in Leiden eigenlijk een einde. 's Avonds vereenigden de benedenzalen van Hotel Levedag alle deelnemers, de hoogleeraren en andere Leidsche vrienden. Voorzitter Leemhorst sprak de vergadering toe, allen bedankend die op eenige wijze aan den leergang hadden medegewerkt, en den deelnemers opwekkend, om teruggekeerd in hun eigen land hun omgeving dusdanig op te wekken, dat een volgend jaar, behalve zij zelven, ook vele hunner vrienden naar Leiden zouden komen. De Rector-Magnificus der Hoogeschool sprak van zijne sympathie voor het met de Vacantieleergangen beoogde doel.
Dr. H.J. Kiewiet de Jonge zond namens het Hoofdbestuur van het A.N.V. een allerhartelijkst telegram getuigende van zijn belangstelling en waardeering.
Dr. P. Tack, uit Mechelen, dankte nog eens de Hoogleeraren en de Leidsche studenten voor hunne moeite, en ten slotte stamelde de commissaris voor den Vacantieleergang nog eenige woorden van dank voor de ondervonden hartelijkheid. Toen met een bliksemlicht voor de vereeuwiging van het gezelschap was gezorgd, werd verder de avond met gezellig gepraat en vroolijk gezang doorgebracht, en op Societeit Minerva het gezang voortgezet.
Vrijdagmorgen al vroeg begon het reizen. Na de verwelkoming in Wageningen vlagde, buitengewoon hartelijk, de heele stad. Het nieuwe gebouw der Landbouwsocieteit binnenstappende, werden de deelnemers ontvangen met een feestelijk aangeboden koffiemaal. Daarna werd het hoofdgebouw bezocht met de proeftuinen der Rijks Hoogere Land-, Tuin- en Boschbouwschool, en het Phytopathologische Instituut. De Hoogere L.T. en B. School is in een tijdperk van overgang. Van harte wenschen wij de studenten welslagen bij hun streven om hunne Hoogere School op te voeren tot hooger peil. De middag werd gesloten met een prachtige rijtoer naar het oude kasteel ‘Doorwerth’, een interessante antiquiteit, en langs mooie wegen terug. Een gezellige maaltijd vereende allen tot het uur van vertrek.
Zaterdag was een genoegelijke dag in Haarlem. Na de heerlijke stukken van Frans Hals in het stadhuis, de Oudheidkamer en Teyler's museum kwam de Leurt aan het koffiemaal, in het Brongebouw allervriendelijkst aangeboden door de Vereeniging tot Bevordering van het Vreemdelingenverkeer. 's Middags leidde de directeur van het Koloniaal Museum ons rond door de wetenswaardige bijzonderheden van Nederlandsch Oost-Indië; daarna was gezorgd dat de vermoeide leden konden rusten in de Groote Kerk, waar het pracht orgel bespeeld werd en de ooren zich in een concert konden verheugen. Aardig waren de ouderwetsch-ingerichte kamers in het kerkgebouw. Een kopje thee en overvloedig veel van de onvolprezen beroemde Haarlemsche halletjes wachtte in den Haarlemmerhout, en na een wandeling met zonneschijn door het gelende bosch was de tijd voor het middageten gekomen, en daarmee, sneller dan lief was, het uur van afscheid van Haarlem. Denzelfden avond zagen wij in Amsterdam de zeer goede opvoering van ‘Hamlet’, door Eduard Verkade en zijn gezelschap.
Hiermede was het eindpunt bereikt. Nog anderhalven dag bleven wij in Amsterdam, Zondag wandelende door de Jodenbuurt en de vroegere geheime kerk, thans Museum Amstelkring ziende, na den middag door de schatten van Rijks- en Stedelijk Museum dwalende, na een hartig maal op de Studentensocieteit de opera ‘Faust’ genietende. Voor Maandagmorgen was een bezoek weggelegd aan de groote diamantslijperij der firma Asscher; vol nieuwsgierigheid, weldra vol bewondering, volgden wij kijkgragen onze voorkomende geleiders door de ruime, heldere fabriek.
Het nu volgende koffiemaal was werkelijk het laatste. Nog eens genoegelijk bij elkaar zijn, een hartelijk afscheid van de uit elkander gaande menschen, en de vierde Vacantieleergang behoorde tot het verledene.
Ziehier, belangstellende stamgenoot, die me tot zoover zijt gevolgd, de geschiedenis van de leergangbeweging in Leiden. Een groot gedeelte van die geschiedenis gewaagt van de vele tochten, ondernomen om het land te leeren kennen. Geloof dan vrij dat het geen ijl compliment, maar heusch gemeend is, wanneer de Studenten-Afdeeling Leiden zegt groote erkentelijkheid te voelen jegens de Burger-Afdeelingen in Rotterdam, Den Haag, Haarlem, ook de Studenten-Afdeeling in Amsterdam, en de jongste, maar toch al zoo sterke Studenten-Afdeeling in Wageningen. Alleen door hare hulpvaardigheid toch was het welslagen dier tochten mogelijk.
De Studenten-Afdeeling Leiden koestert den innigen wensch, dat de laatste leergang beantwoord heeft aan zijn doel; de kennismaking met het Nederlandsche Onderwijs en Land, de Nederlandsche studenten, en daardoor een versterking van het Hollandsch taalge-