Neerlandia. Jaargang 12
(1908)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdNoord-Nederland.Het Friesch element en het Algemeen NederlandschGa naar voetnoot*).Een van mijn indrukken op het Leidsch Congres van 1908 was, dat het Friesche element in het Algemeen Nederlandsch lang niet genoeg tot zijn recht komt. Toen op een feestavond het Friesch Volkslied werd ingezet (‘Frysk bloed, tsjoch op! Wol nou ris bruwze en siede. In bounsje troch us ieren om!’), waren er geen medezangers. In de naamlijst der leden werden er slechts een paar vermeld, die in Friesland wonen, en dit zijn nog niet eens Friezen van afkomst. En dat op een Nederlandsch Taal- en Letterkundig Congres, dat eigenlijk beter den naam kon dragen: Congres voor Nederlandsche stambelangen. Geleerd behoeven de bezoekers niet te zijn, genoeg is het, dat zij een warm hart hebben voor al wat Nederlandsch is. Het is waar, er spreken wel menschen van wereldberoemde geleerdheid, zooals prof. Kern. Maar eenvoudigen van geest kunnen met hem instemmen, als hij betoogt, dat het tijd is, om aan het streven van vele inlanders in Indië tegemoet te komen, die zich willen toeleggen op de Nederlandsche taal en Nederlandsche wetenschap. En dan kennis te maken met een beschaafd Nederlandsch sprekenden inlander, den dokter djawa Tehupeiory en zijn zuster en van hen te hooren, hoeveel belangstelling er onder hun rasgenooten bestaat voor onze taal, het doet een Nederlandsch hart goed. Prof. Kern heeft terecht bespottelijk gemaakt de menschen, die er zich tegen verzetten, dat de inlanders in de aangegeven richting worden ontwikkeld. Zou men in Friesland in deze zaak geen belang stellen? En dan Zuid-Afrika. Niemand weet, of er de toekomst zal zijn voor het zoogenaamd Hoog-Hollandsch, voor het Afrikaansch of voor het Engelsch. Maar welk Nederlander zou de eerste twee tegenover het laatste niet willen steunen. Ook in Friesland zal men daarvoor niet onverschillig zijn. En Vlaamsch-België? Vier millioen menschen spreken of kennen er onze taal. En welk een levendigheid van geest aldaar, blijkende uit allerlei voortbrengselen van letterkunde, wel sterk doortrokken van de streektaal in Vlaanderen, maar daardoor des te frisscher en opwekkender. Friesland zou die taalbeweging niet willen steunen? Men moest hooren, hoe doctor Bos, ons Kamerlid, er te Leiden op aandrong, dat de Nederlanders en de Belgen van elkaar zouden leeren, de eersten onder andere ‘den durf’ in zaken van handel en ander bedrijf. Het behoefde daarvoor niet tot een politieke vereeniging te komen, die allerlei moeilijkheden en teleurstellingen met zich zou brengen. Maar geestelijk verkeer tusschen de twee moest er zijn. Dat geestelijk verkeer moet er zijn tusschen al de onderdeelen van den Nederlandschen stam. Als geen enkel deel zich daaraan onttrekt, wordt hij krachtig. Het Friesche element nu is zich daarvan niet bewust en langen tijd niet bewust geweest. Wel heeft het in vroegeren tijd invloed gehad op de vorming van de Nederlandsche taal, zooals in allerlei boeken over onze taalgeschiedenis wordt aangewezen. Maar als men tegenwoordig den invloed van allerlei streektalen op wat tot de Algemeen Nederlandsche letterkunde gerekend wordt, nagaat, maakt het Friesch een bedroevend figuur. Zoo komt er in een veelgebruikt uitvoerig boek van Nederlandsche letterkunde door | |
[pagina 189]
| |
L. Leopold slechts één schrijver uit de 19e eeuw voor, die in Friesland is geboren, n.l. Simon Gorter, (niet opgenomen zijn Haverschmidt, Schepers en Seerp Anema). Hoe meer Friesche jongelieden ik nu leer kennen, hoe meer ik tot de overtuiging kom, dat er in Friesland begaafdheid genoeg is, ook in het letterkundige. Maar Frieslands taal en eigenaardigheden worden in de andere deelen van het Nederlandsche taalgebied lang niet genoeg gekend. Hoe geheel anders is dat met verschillende streken van België! Welk een waardeering ook in ons land voor Gezelle, Streuvels, Cyriel Buysse, Teirlinck enz. Zoo jeugdig en krachtig en schoon is het wat zij in de laatste jaren hebben voortgebracht. Wel is het Westvlaamsch tegenwoordig een element dat meetelt in onze letterkunde. Zou zoo iets met Friesland nu ook niet het geval kunnen worden? In den laatsten tijd is er veel gedaan voor een betere kennis van zijn taal; ook doordat men opzettelijk schoolonderwijs daarin laat geven. Zeker zal ze nog lang gesproken en geschreven worden. Op een kring van belangstellenden kan gerekend worden, natuurlijk in de eerste plaats onder de Friezen zelf en verder onder allerlei taalgeleerden buiten Friesland. Maar veel grooter nog zou de kring van belangstellenden kunnen worden, wanneer begaafde schrijvers eens gingen doen als de bovengenoemde Vlaamsche, n.l. dat zij naast de geschriften geheel in het Friesch, er lieten verschijnen, die door geheel Nederland heen algemeen verstaanbaar zijn, maar waarin het Friesch element zoo sterk mogelijk uitkomt, bijv. doordat ze doorspekt zijn met allerlei Friesche uitdrukkingen of woorden (die soms veel teekenachtiger zijn dan de elders gebruikelijke), doordat ze echt Frieschen humor bevatten of korte snedige gesprekken in het Friesch. Wanneer de ware talenten er maar zijn, schijnt mij deze zaak volstrekt niet onmogelijk en het kan dunkt mij niet anders, of zij zal den invloed van Frieslands taal en de kracht van den Nederlandschen stam verhoogen. Zou op dit gebied nu geen taak liggen voor de Friesche afdeelingen van het Algemeen Nederlandsch Verbond? Hare leden kunnen de talenten trachten te ontdekken, aanmoedigen en ondersteunen. Ik zou wel eens het denkbeeld in overweging willen geven, om een prijsvraag uit te schrijven voor een letterkundig geschrift, dat verstaanbaar moet zijn voor alle ontwikkelde Nederlanders en daarbij zooveel mogelijk Friesch gekleurd. Maar die afdeelingen zijn niet krachtig genoeg. ‘Leeuwarden en Omstreken’ telt zeventig leden. Dit moesten er minstens zevenhonderd zijn. Met politiek geeft zich het A.N.V. niet af. Onder alle partijen en standen heeft het zijn leden. Sociaal democraten en officieren van het leger kunnen er in samenwerken. Prof. Bolland is op denzelfden dag als een Roomschkatholiek bisschop toegetreden. De hoogste overheid toont belangstelling. Dr. Kuyper en Adama van Scheltema werken in zijn richting. Het A.N.V. wil (volgt wat op den omslag van elk Neerlandia te lezen staat). Zou men in Friesland met dat alles wel goed op de hoogte zijn? Ik kan het haast niet denken. Het lidmaatschap kost maar een rijksdaalder in het jaar. En nu geloof ik wel, dat velen het lezen van Neerlandia (zoo heet het tijdschrift dat er voor wordt toegezonden) die som niet waard is; ook wel, dat zij haar als toegangsprijs tot de avonden van het A.N.V. te hoog vinden; ook wel, dat zij hun persoonlijk belang er niet bij betrokken achten. Maar tot dit lidmaatschap moet men zonder dergelijke berekeningen toetreden. Het is een zaak van het gevoel. En zooals ik gezegd heb, dat gevoel kan zeer goed samengaan met liefde tot het gewest, waarin men woont. Ook kan het zeer wel gepaard gaan met een warm gevoel voor het wereldburgerschap. Groot-Nederland behoeft volstrekt geen afgunst te koesteren, als de Fransche, de Duitsche en de Engelsche beschaving tot steeds hooger en hooger bloei komen. Ja, het kan gerust erkennen, dat in het wereldorganisme zijn taal van minder beteekenis is dan die der Groote Staten van Europa. Maar zooals het ouderlijk huis, al is het nog zoo onaanzienlijk, voor iemand van meer beteekenis is en van grooter aantrekking dan de monumentaalste woning van een voor hem vreemde familie, zoo is ook voor iemand de taal van zijn stam van meer beteekenis en van grooter aantrekking dan welke andere ter wereld ook. Nu heb ik voor mij een naamlijst van leden eener 31 Aug.-commissie, dus van menschen, die blijk geven, dat zij iets voelen en willen doen voor de versterking van het nationaal bewustzijn, waarvan onze Koningin de hoogste verpersoonlijking is. Het zijn er bijna zestig. Hoevelen van hen zijn lid van het A.N.V.? Slechts een paar. Levendig besef ik het gevoel, dat iemand onwillig zal doen zeggen: Al weer een lidmaatschap? maar met het oog op het ideale van de zaak durf ik toch opwekken tot aansluiting, opdat ook hierdoor het Friesch element in het Algemeen Nederlandsch beter tot zijn recht kome! A. DE WEERD. Leeuwarden, September 1908. |
|