slechts de in het adres opgenomen grieven, die den bitteren wrok hebben doen ontstaan. Met wijze gematigdheid zijn door de opstellers alleen die gewelddaden en vijandige bepalingen van de republiek Venezuela ten opzichte van onze kolonie in het adres opgenomen, die in den laatsten tijd zijn voorgevallen, als 't ware de druppel, die den emmer deed overloopen. Doch reeds jaren lang hebben dergelijke gewelddaden plaats gevonden, zijn maatregelen, er op berekend, den Nederlandschen handel en scheepvaart op Curaçao zooveel mogelijk te fnuiken, genomen, en zuchten onze Benedenwindsche eilanden onder dien druk.
Men moet op Curaçao hebben vertoefd, en vooral, men moet den minderen man in zijn werk, in zijn dagelijksch leven hebben kunnen gadeslaan, in zijn kleine barkjes met hem op zee zijn geweest, men moet zijn zwoegen en werken om den kost te verdienen, hebben nagegaan, om een juisten indruk te verkrijgen van de angst en verslagenheid, die het volk drukken, voor dat zwaard van Damocles, dat hun voortdurend boven het hoofd hangt. Men moet een schoener, aan welken onverwacht en volkomen willekeurig het lossen in een Venezolaansche haven ontzegd was, onverrichter zake met al zijn passagiers en goederen hebben zien terugkeeren in de zoo juist verlaten haven van Curaçao en de schrik en woede van het volk hebben aanschouwd, men moet de berusting hebben bewonderd, waarmede de visschers, evenals de Russische boer met zijn ‘waarom ook niet?’, u vertellen, hoe de visscherij op de Roques-eilanden, vroeger zulk een ruime bron van bestaan, nu bijna geen voordeel meer oplevert, omdat Venezuela het visschen daar bijna onmogelijk maakt; men moet de nijpende armoede kennen, die onder de mindere bevolking van Curaçao heerscht, en de met hooghartigen trots verborgen gehouden verarming van meerdere vroeger gegoede families hebben aanschouwd - om werkelijk in te zien, van hoe overwegende beteekenis dit alles voor onze kolonie is, en ten volle te beamen de woorden van het adres, dat Curaçao thans een crisis doorleeft, zoo hevig als nooit te voren, een crisis, die van het toch reeds verzwakte organisme zijn laatste krachten vergt.
Moge die crisis door de krachtdadige hulp van het moederland spoedig voorbij zijn; want slechts van Nederland zelf kan op het oogenblik de redding komen, en slechts eene regeling, die ook voor de toekomst vaste waarborgen geeft, kan hier helpen en den vroeger zoo krachtigen tak van onzen Nederlandschen stam voor afsterven behoeden.